6.2 Het koninkrijk Engeland 1hv3

6.2 Het koninkrijk Engeland 1hv3
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

6.2 Het koninkrijk Engeland 1hv3

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Waarom moest iemand anders koning van Engeland worden in 1066?
A
Edward was te oud om te regeren
B
Edward had geen kinderen om hem op te volgen
C
Edward gaf zijn troon aan Willem
D
Edward was naar Frankrijk verhuisd

Slide 9 - Quiz

Wie werd eerst koning na de dood van Edward?
A
Willem van Normandië
B
De paus
C
Harold, een belangrijke graaf
D
Karel de Grote

Slide 10 - Quiz

Waarom vond hertog Willem dat hij koning van Engeland mocht worden?
A
Hij had het land veroverd
B
Hij was de zoon van Edward
C
Hij had veel geld
D
Hij was familie van Edward

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurde er bij de Slag bij Hastings?
A
Harold versloeg Willem
B
De paus werd koning
C
Willem versloeg Harold en werd koning van Engeland
D
Engeland werd een republiek

Slide 12 - Quiz

Wat deed de koning met het land in Engeland na zijn verovering?
A
Hij gaf het aan de paus
B
Hij gaf het aan zijn Normandische ridders
C
Hij verkocht het aan de Angelsaksische adel
D
Hij liet het onbewoond

Slide 13 - Quiz

Wat gebeurde er met de Angelsaksische adel?
A
Zij kregen extra land van de koning
B
Zij moesten samenwerken met de koning
C
Hun land werd afgepakt door de koning
D
Zij verhuisden naar Frankrijk

Slide 14 - Quiz

Wat bedoelt men met het ‘kroongebied’?
A
Land dat door de kerk werd bestuurd
B
Land dat niet werd gebruikt
C
Land dat van buitenlandse koningen was
D
Land dat de koning zelf hield

Slide 15 - Quiz

Wat deed de koning met het geld uit het kroongebied?
A
Hij gaf het aan de edelen
B
Hij spaarde het op in de kerk
C
Hij betaalde er soldaten mee
D
Hij bouwde er kastelen mee

Slide 16 - Quiz

Wat betekent centralisatie van het bestuur?
A
Besturen vanuit meerdere steden tegelijk
B
Besturen vanuit het buitenland
C
Besturen vanuit één centrale plaats
D
Besturen door alle burgers samen

Slide 17 - Quiz

Wat was de taak van de rekenkamer?
A
Rechtszaken voeren
B
Belasting innen
C
Soldaten trainen
D
Ambtenaren controleren

Slide 18 - Quiz

Wat kon je doen als je het niet eens was met de rechters in je dorp?
A
Een brief naar de koning sturen
B
Naar de koninklijke rechtbank gaan
C
Protesteren op het plein
D
Zelf rechter worden

Slide 19 - Quiz

Waarom kreeg koning Hendrik ruzie met de kerk?
A
Hij wilde meer kerken bouwen
B
Hij vond dat zijn rechters ook geestelijken mochten straffen
C
Hij wilde bisschoppen afzetten
D
Hij wilde zelf paus worden

Slide 20 - Quiz

Wat was de Magna Carta?
A
Een gebouw in Londen
B
Een wet waarin stond dat de kerk de baas was
C
Een verdrag tussen Engeland en Frankrijk
D
Een document waarin stond dat ook de koning zich aan de wetten moest houden

Slide 21 - Quiz

Wat is het Parlement?
A
De groep soldaten van de koning
B
Een groep belangrijke mensen die de koning moest raadplegen bij belangrijke beslissingen
C
De rechters van de kerk
D
De schrijvers van de Magna Carta

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide