3. Primaire sector - Soorten landbouw

3. Soorten landbouw
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, schrift en pen alvast op tafel
Leg je iPad dicht op tafel
1 / 26
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3. Soorten landbouw
Ga rustig zitten op je plek
Pak je boek, schrift en pen alvast op tafel
Leg je iPad dicht op tafel

Slide 1 - Slide

Doelen
1. Je kan vier vormen van landbouw noemen en omschrijven

2. Je kan uitleggen wat specialisatie is, en waarom het gebeurt

Slide 2 - Slide

In welke sector wordt aan landbouw gedaan?
A
Primaire sector
B
Secundaire sector
C
Tertiaire sector
D
Quartaire sector

Slide 3 - Quiz

Een trekker is een voorbeeld van...
A
Natuur
B
Arbeid
C
Kapitaal

Slide 4 - Quiz

Welk soort landbouw zie je op de foto?
A
Akkerbouw
B
Veeteelt
C
Tuinbouw
D
Bosbouw

Slide 5 - Quiz

Welk soort landbouw zou dit kunnen zijn?
A
Akkerbouw
B
Veeteelt
C
Tuinbouw
D
Bosbouw

Slide 6 - Quiz

Landbouw is het houden van dieren of verbouwen van gewassen. Er zijn vier soorten landbouw:
1. Akkerbouw
2. Veeteelt
3. Tuinbouw
4. Bosbouw

Slide 7 - Slide

Bij akkerbouw verbouw je gewassen. Een gewas is een groep planten van een soort.
Bv. graan - soorten graan zijn tarwe, rijst, mais enz.

Je kan ook iets niet-eetbaars verbouwen, zoals katoen voor kleding.

Slide 8 - Slide

Bij veeteelt hou je dieren.

Bij tuinbouw heb je bv. kassen waarin groente en bloemen worden verbouwd. Dit kost veel meer kapitaal en arbeid dan akkerbouw.

Bosbouw is het kweken van bomen voor hout.

Slide 9 - Slide

Welk bedrijf moet meer investeren in kapitaal?
A
B

Slide 10 - Quiz

Akkerbouw en veeteelt = een gemengd bedrijf. Vaak kleine, armere boeren.

Als je meer geld en kennis hebt, kan je doen aan specialisatie - focussen op één ding en daar heel veel van verbouwen.
In arme landen is de primaire sector zo groot, omdat heel veel mensen een klein boerderijtje hebben, waar ze hun eigen eten verbouwen.
In rijke landen kan je doen aan specialisatie, want dan is er genoeg geld voor. Er komen dan minder boerderijen, maar ze worden wel groter.

Slide 11 - Slide

Eén product verbouwen = monocultuur (mono = één).

Boeren doen dan vaak ook aan:
- Mechanisatie (machines in plaats van mensen die arbeid doen)
- Automatisering (computers die zelf denkwerk doen).

Slide 12 - Slide

Is specialisatie vooral arbeidsintensief, of vooral kapitaalintensief?
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 13 - Quiz

Je vervangt op een boerderij arbeiders met een tractor. Dit is...
A
Mechanisatie
B
Automatisering

Slide 14 - Quiz

Dit hebben we geleerd
1. Welke vier soorten landbouw er zijn

2. Wat specialisatie is in boerenbedrijven

3. Waarom je in armere landen meer gemengde bedrijven vindt, en in rijkere landen meer specialisatie

4. Wat mechanisatie en automatisering zijn

Slide 15 - Slide

Aan de slag
Maak: de opgaven in deze LessonUp.

Hoe? In je schrift. Gebruik je basisboek (B197 en B198) bij de opdrachten.
Met wie? Je mag samenwerken met je buur.
Klaar? Zorg dat je alle opdrachten van vorige lessen hebt nagekeken.
Tot hoe laat? Einde van de les.

Slide 16 - Slide

Opdracht 1
Lees B197.
a. Leg in je eigen woorden uit wat landbouw is.
b. Graan is de naam die we geven aan een groep planten van dezelfde soort. Welk begrip uit de tekst hoort daarbij? 

Slide 17 - Slide

Opdracht 1
a. Leg in je eigen woorden uit wat landbouw is.
Landbouw is het houden van dieren en/of verbouwen van gewassen.
b. Graan is de naam die we geven aan een groep planten van dezelfde soort. Welk begrip uit de tekst hoort daarbij?
Een gewas

Slide 18 - Slide

Opdracht 2
Lees B197 en bekijk de afbeeldingen op de volgende slide.
a. Schrijf van elke afbeelding (A t/m D) op welke vorm van landbouw je er ziet. Kies uit: akkerbouw, veeteelt, tuinbouw en bosbouw.
b. Voor welke soort producten kan je de dieren in afbeelding A houden? Geef twee voorbeelden.
c. Voor welke vorm van landbouw is meer kapitaal nodig: afbeelding B of C?


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Opdracht 2
a. Schrijf van elke afbeelding (A t/m D) op welke vorm van landbouw je ziet.
A = Veeteelt, B = Akkerbouw, C = Tuinbouw, D = Bosbouw
b. Voor welke soort producten kan je de dieren in afbeelding A houden? Geef twee voorbeelden.
Bv. melk en vlees.
c. Voor welke vorm van landbouw is meer kapitaal nodig: afbeelding B of C?
Voor de landbouw in afbeelding C (voor tuinbouw heb je veel meer machines enz nodig).

Slide 21 - Slide

Opdracht 3
Lees B197 en B198.
a. Leg uit wat in de landbouw bedoeld wordt met specialisatie.
b. In Nederland zijn er veel koeienboeren. Hebben zij een gemengd bedrijf, of een gespecialiseerd bedrijf? Leg je antwoord uit.
c. Leg uit waarom specialisatie vooral voorkomt in de rijkere landen van de wereld. 

Slide 22 - Slide

Opdracht 3
a. Leg uit wat in de landbouw bedoeld wordt met specialisatie.
 Wanneer een boerenbedrijf zich gaat focussen op één product.
b. In Nederland zijn er veel koeienboeren. Hebben zij een gemengd bedrijf, of een gespecialiseerd bedrijf? Leg je antwoord uit.
Een gespecialiseerd bedrijf, want ze houden zich bezig met één ding.
c. Leg uit waarom specialisatie vooral voorkomt in de rijkere landen. 
Omdat je voor specialisatie veel kennis en kapitaal (machines, geld) nodig hebt.

Slide 23 - Slide

Opdracht 4
Lees B198 en bekijk de afbeelding op de volgende slide.
a. Is er op deze afbeelding sprake van monocultuur? Leg uit waarom wel of niet.
b. Leg uit hoe je mechanisatie terug ziet in deze afbeelding.
c. In welk land verwacht je dat er meer intensivering is in de landbouw: Nederland of Zimbabwe? Leg je antwoord uit. 


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Opdracht 4
a. Is er op deze afbeelding sprake van monocultuur?
Ja, want je ziet maar één gewas.
b. Leg uit hoe je mechanisatie terug ziet in deze afbeelding.
Er wordt voor de oogst een tractor gebruikt, in plaats van menselijke arbeid.
c. In welk land verwacht je dat er meer intensivering is in de landbouw: Nederland of Zimbabwe? Leg je antwoord uit.
In Nederland. Intensivering (meer opbrengst per hectare) kost geld en kennis, en in Nederland is meer geld en kennis dan in Zimbabwe.

Slide 26 - Slide