7.4 Niks aan te doen?

• Levensbeschouwing
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Paragraaf 7.4

Niks aan te doen

Bekijk het plaatje op blz. 81.

Heeft de mus gelijk dat hier niets aan te doen is?

Wat zou je nog meer kunnen doen? 

Hier energie in steken:   geeft motivatie, energie.

Hier energie insteken: kost motivatie, energie.

Oefeningen

Bij de komende oefeningen staat een letter. 

Schrijf steeds de letter in je schrift en beantwoord daarbij de bijbehorende vragen.

A: Bron 10

Wat vinden je hiervan?

Had ze beter moeten weten?

B: Bron 11

- Vind je dat Sven geluk heeft gehad toen hij zijn been brak?

- Hoe vind je de reactie van Sven op zijn ziekte?

C: Ongeluk (blz. 82)

Voel jij je vaak schuldig?

Voel jij je wel eens schuldig terwijl je er niets aan kunt doen?

D: Bekijk het plaatje bovenaan op blz. 83

Wat gebeurt er op die foto’s?

Hoeveel invloed heb je zelf op wat daar gebeurd?

E: Bekijk de cartoon onderaan op blz. 83

Wat betekent die cartoon?

F: Blz.83: Klimaatverandering.

1. Natuurrampen komen elk jaar weer terug. Welke natuurramp kun jij je goed herinneren?

2. Maak jij je zorgen over het klimaat in Nederland of in de wereld?

3. De Nederlandse dijken beschermen ons tegen de zee. Denk jij dat wij ons tegen elke natuurramp kunnen beschermen?

4. Hoe zou de mens volgens jou met de aarde moeten omgaan om rampen te voorkomen?

G: De wil van God (blz. 84)

Beantwoord de volgende vragen in je schrift:

Gelovige mensen leggen ongelukken en rampen op verschillende manieren uit. 

Vraag 1. Welke vier manieren van uitleg worden gegeven in deze tekst?

Vraag 2. Welk idee spreekt je het meeste aan?

Vraag 3. Waarom zouden mensen gestraft moeten worden door God?

Vraag 4. Denk je dat het een veilig gevoel geeft als God op de mensen let en grenzen stelt?

Vraag 5. Wat vind je van een straffende God of een God die mensen test?

Huiswerk

> Lees blz. 85

1. Waarom zeggen christenen wel eens 'Deo volente' als ze plannen maken?

2. Waarom zeggen moslims soms 'Insh'Allah' als ze praten over de toekomst?

3. Hoe heeft dat met deze paragraaf te maken?