Rekenen met kommagetallen

Rekenen met kommagetallen
Doel=

Je kunt optellen en aftrekken met kommagetallen.
Je kunt vermenigvuldigen en delen met kommagetallen.
Je kunt rekenen met kommagetallen. 
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Rekenen met kommagetallen
Doel=

Je kunt optellen en aftrekken met kommagetallen.
Je kunt vermenigvuldigen en delen met kommagetallen.
Je kunt rekenen met kommagetallen. 

Slide 1 - Slide

Voorkennis ophalen; optellen

Slide 2 - Slide

Voorkennis ophalen; aftrekken

Slide 3 - Slide

Voorkennis ophalen; vermenigvuldigen

Slide 4 - Slide

Voorkennis ophalen; delen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

sleep naar de juiste plaats:
honderdtallen
eenheden
tienden
duizendsten

Slide 7 - Drag question

Optellen en aftrekken met kommagetallen
- Komma's onder elkaar plaatsen


- Achter de komma mogen nullen worden geplaatst






15,10
26,88 +
---------
41,98











Slide 8 - Slide


12,933 + 14,01 =
A
26,943
B
13,334
C
27,943
D
26,934

Slide 9 - Quiz

Vermenigvuldigen met kommagetallen
1. Maak de schatting (4,4 x 1.8= schatting 4 x 2=8)
2. Reken het uit zonder komma (44 X 18 = 836)
3. Plaats de komma terug in de buurt van de schatting (8,36)
OF
1. Tel de decimalen van beide getallen op (1,7 x 2,81 = 3 decimalen)
2. Reken het uit zonder komma (17x281 = 4777)
3. Plaats de komma terug aantal decimalen van getallen samen (4,777)

Slide 10 - Slide

0,5 x 2
A
0,1
B
1
C
1,0
D
1,2

Slide 11 - Quiz

30,0 x 0,6 =
A
0,18
B
1,8
C
18
D
180

Slide 12 - Quiz

Delen met kommagetallen
1. Naar verhouding hetzelfde toepassen
6,3 : 0,7 =
beide x 10
63 : 7 = 9 
6,3 : 0,7 = 9
2. De deling zonder komma uitrekenen
3. Spitsen

Slide 13 - Slide

Delen met kommagetallen
1. Naar verhouding hetzelfde toepassen
2. De deling zonder komma uitrekenen
3,6 : 3 =
36 : 3 = 12
antwoord is ook 1 cijfer achter komma
3,6 : 3 = 1,2
3. Spitsen

Slide 14 - Slide

Delen met kommagetallen
1. Naar verhouding hetzelfde toepassen
2. De deling zonder komma uitrekenen
3. Spitsen

9,2 : 4
9,2 splitsen in 8 en 1,2
8: 4 = 2
1,2 : 4 =  0,3 
antwoorden bij elkaar optellen: 2 + 0,3= 2,3

Slide 15 - Slide

0,16 : 0,04 =
A
0,4
B
4,0
C
4
D
40

Slide 16 - Quiz

8,1 : 9=
A
9
B
90
C
0,9
D
0.09

Slide 17 - Quiz

9,6 : 3 =
A
3,2
B
32
C
0,32
D
320

Slide 18 - Quiz

Wat hebben jullie vandaag geleerd?

Slide 19 - Open question