Ontwikkelingspsychologie deel 1 en 2 quizvragen

Oefenen met vragen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen met vragen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke 5 ontwikkelingsgebieden zijn er?

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Cognitieve ontwikkeling
A
ontwikkeling van het skelet
B
Groei van het hoofd
C
Ontwikkeling van inzicht, kennis en geheugen
D
Groei van de hersenen

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Gewetensontwikkeling is:
A
besef van goed en kwaad wordt steeds groter
B
alles willen weten
C
mama's wil is wet

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Waarden en normen
A
geven richting
B
zijn onnodig
C
zijn persoonlijk

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Egocentrisch is
A
Om anderen denken
B
als alles alleen om jouw draait en je je niet kunt inleven in de ander
C
aandacht geven aan je medemens

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk ontwikkelingsgebied zie je op dit plaatje?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Geef hier het antwoord op de vorige dia: welk ontwikkelingsgebied zie je op de foto?
A
Motorische ontwikkelingsgebied
B
Cognitief ontwikkelingsgebied
C
Emotioneel ontwikkelingsgebied
D
Sociaal ontwikkelingsgebied

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat hoort er NIET bij de cognitieve ontwikkeling?
A
Zintuiglijke ontwikkeling
B
Taalontwikkeling
C
Concentratie
D
Geheugenontwikkeling

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je het sociale ontwikkelingsgebied omschrijven?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Wat is de oog - handcoördinatie?
A
De peuter kan zijn ogen en handen aanwijzen
B
Het samenspel tussen de ogen en de handen

Slide 11 - Quiz

Samenspel of afstemming tussen ogen en handen
Wat verstaan we onder het seksuele ontwikkelingsgebied?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Hoe zie je de behoefte aan waardering en erkenning terug in de kinderopvang?
A
Regelmaat bieden
B
Complimenten geven
C
Flesje geven
D
Talent ontdekken

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de bouwstenen voor een baby?

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Pasgeborenen kunnen meteen al scherp zien
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je bij de dreumes en de peuter grenzen aangeven?
A
Afbakenen van een ruimte en regels geven
B
Pionnen neerzetten
C
Consequent zijn
D
Het beste kun je negeren

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Kinderen kun je zindelijk maken?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

het kind de sluitspieren kan beheersen​

- het kind moet een verband kunnen leggen tussen de       aandrang die het voelt en het poepen en plassen​

- het kind moet zelf zindelijk willen worden​
Welke voorwaarden zijn er voordat een kind zindelijk kan worden?

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Een schaduw onder het bed wordt een enge draak is een voorbeeld van:
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Kind laat kopje vallen want het kopje is stout. Dit is een voorbeeld van
A
Abstract denken
B
Animistisch denken
C
Concreet denken
D
Magisch denken

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Concreet denken is:
A
Tastbaar, zichtbaar en je kunt er iets mee doen
B
Tastbaar, niet zichtbaar en je kunt er iets mee doen
C
Tastbaar, zichtbaar en je kunt er niets mee doen
D
Niet tastbaar, zichtbaar en je kunt er iets mee doen

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je de taalontwikkeling stimuleren?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

De morele ontwikkeling, het normbesef heeft te maken met:
A
Wat mag wel en wat mag niet
B
De vorming van het geweten
C
Het besef van goed en kwaad EN de vorming van het geweten
D
Normen en waarden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Gelden de regels voor een peuter als de opvoeder weg is?
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kun je omgaan met de peuterpubertijd?
A
De peuter dwingen om te doen wat je van hem vraagt
B
De peuter voor straf op een stoel laten zitten
C
De peuter de deur uitzetten
D
De peuter keuzes aanbieden

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ontstaan de angsten bij een peuter?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Hoe heet deze vorm van spelen?


Hoe heet deze vorm van spelen?




Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Geef hier het antwoord op de vorige dia: Hoe heet deze vorm van spelen?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Hoe noem je deze tekening?

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Geef hier antwoord op de vraag van de vorige dia: hoe noem je deze tekening?

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Sensomotorisch betekent
A
Ontwikkeling van beweging en zintuigen
B
Hoe je lichaam reageert op prikkels
C
Gevoeligheid
D
Ontwikkeling van de motoriek

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Grove motoriek is:
A
Handbewegingen
B
Beweging van de benen
C
Pincetgreep
D
Alles wat je doet met je ledematen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Het lichaam van de kleuter kenmerkt zich met:
A
Bolle buik naar voren gestoken
B
Romp is lang
C
bolle buik en bolle rug

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Geaardheid betekent:
A
Wat je sexuele voorkeur is
B
Waar je geboren bent.
C
Dat je homo sexueel bent
D
Dat je op het andere geslacht valt.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions