VOORBEREIDING_TOETS_LEERDOELENKAART_4 en 5

VOORBEREIDING
LEERDOELENKAART 
4 en 5
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VOORBEREIDING
LEERDOELENKAART 
4 en 5

Slide 1 - Slide

Ik kan uitleggen of een proces een chemische reactie is en waarom. (R/T)

Bij de verbranding van papier ontstaat een zwart vaste stof, een brandbare walm en een vloeistof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen

Slide 2 - Slide

Ik kan uitleggen of een proces een chemische reactie is en waarom. (R/T)

Bij de verbranding van papier of een koolwaterstof ontstaat een zwart vaste stof, een brandbare walm en een vloeistof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen
Bij de ontleding van water ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • chemische reactie
  • de beginstoffen verdwijnen en er ontstaan nieuwe stoffen

Slide 3 - Slide

Ik kan reactieschema's opstellen met de bijbehorende fases. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactieschema:
  • fosfor (vast) + zuurstof (gas) --> difosforpentaoxide (vast) 
  • fosfor (s) + zuurstof (g) --> difosforpentaoxide (s)

Slide 4 - Slide

Ik kan reactieschema's opstellen met de bijbehorende fases. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactieschema:
  • fosfor (vast) + zuurstof (gas) --> difosforpentaoxide (vast) 
  • fosfor (s) + zuurstof (g) --> difosforpentaoxide (s)
Bij de ontleding van kopersulfide ontstaat er koper en zwavel.
  • Reactieschema:
  • kopersulfide (vast) --> koper (vast) + zwavel (vast)
  • kopersulfide (s) --> koper (s) + zwavel (s)

Slide 5 - Slide

Ik kan reactievergelijkingen kloppend maken. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactievergelijking:
  • P (s) + O2 (g) --> P2O5 (s)
  • 4 P (s) + 5 O2 (g) --> 2 P2O5 (s)

Slide 6 - Slide

Ik kan reactievergelijkingen kloppend maken. (T)

Bij de verbranding van vast fosfor ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
  • Reactievergelijking:
  • P (s) + O2 (g) --> P2O5 (s)
  • 4 P (s) + 5 O2 (g) --> 2 P2O5 (s)
Bij de ontleding van glucose ontstaat koolstof, waterstof en zuurstof.
  • Reactievergelijking:
  • C6H12O6 (s) --> C (s) + H2 (g) + O2 (g)
  • C6H12O6 (s) --> 6 C (s) + 6 H2 (g) + 3 O2 (g)

Slide 7 - Slide

Ik kan reactievergelijkingen kloppend maken. (T)

Geef de verbranding van biodiesel (C19H34O2) .
  • Reactievergelijking:
  • C19H34O2 (l) + O2 (g) --> CO2 (g) + H2O (g)
  • 2 C19H34O2 (l) + 53 O2 (g) --> 38 CO2 (g) + 34 H2O (g)

Slide 8 - Slide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof

Slide 9 - Slide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof
waterstof (g) + zuurstof (g) --> water (g)
  • vorming (synthese)
  • 1 reactieproduct

Slide 10 - Slide

Ik kan uitleggen om welk reactietype het gaat en waarom (ontleding, vorming, verbranding, of iets anders). (R)

zilverchloride (s) --> zilver (s) + chloor (g)
  • ontleding
  • 1 beginstof
waterstof (g) + zuurstof (g) --> water (g)
  • vorming (synthese)
  • 1 reactieproduct
methaan (g) + zuurstof (g) --> koolstofdioxide (g) + water (g)
  • verbranding
  • Er wordt zuurstof aantoegevoegd.

Slide 11 - Slide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse

Slide 12 - Slide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse
Als je licht op zilverchloride laat vallen ontstaat er zilver en chloor.
  • licht = fototyse

Slide 13 - Slide

Ik kan uitleggen om welke soort ontleding het gaat en waarom (elektrolyse, fotolyse of thermolyse). (R)

Als je een elektrische stroom op water zet ontstaat er waterstof en zuurstof.
  • elektrische stroom = elektrolyse
Als je licht op zilverchloride laat vallen ontstaat er zilver en chloor.
  • licht = fototyse
Als hout gaat verhitten ontstaat er koolstof, water en een brandbare walm.
  • verhitten = warmte = thermolyse

Slide 14 - Slide

Ik kan uitleggen om welk energie-effect het gaat (endotherm of exotherm) en waarom. (R)

Ontledingsreacties
  • endotherm
  • continue energie toevoegen
  • Bij het verhitten van .... 

Slide 15 - Slide

Ik kan uitleggen om welk energie-effect het gaat (endotherm of exotherm) en waarom. (R)

Ontledingsreacties
  • endotherm
  • continue energie toevoegen
  • Bij het verhitten van .... 
Verbrandingsreacties
  • exotherm
  • energie komt vrij
  • Bij de verbranding / reactie met zuurstof ....

Slide 16 - Slide

Ik kan uitleggen om welk energie-effect het gaat (endotherm of exotherm) en waarom. (R)

Fase overgangen 
  • De rode fase overgangen zijn endotherm.
  • De blauwe overgangen zijn exotherm

Slide 17 - Slide

Ik ken de branddriehoek en kan de drie factoren voor een brand benoemen en uitleggen. (R)

  • brandstof
  • zuurstof
  • ontbrandingstemperatuur: de minimale temperatuur die er nodig is om een stof te laten branden

Slide 18 - Slide

Ik kan uitleggen op welke wijze een brand geblust moet worden en waarom. (R)

Om een brand te blussen moet je 1 van de drie factoren weghalen.
  • brandstof: gaskraan dicht, geen brandstof toe voegen, uit laten branden, brandgang aanleggen.
  • zuurstof: luchtregelring dichtdraaien, deksel op de pan, blusdeken, bluszand.
  • ontbrandingstemperatuur: blussen met water, hierdoor wordt de ontbrandingstemperatuur verhoogd, zodat de stoffen niet meer in de brand kunnen vliegen.

Slide 19 - Slide

Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een volledige en een onvolledige verbranding. (R)

Bij een volledige verbranding is er voldoende / overmaat zuurstof aanwezig.
  • Bij de volledige verbranding van koolstof, waterstof, zwavel ontstaat er koolstofdioxide, water en zwaveldioxide.
  • koolstofdioxide aantonen met kalkwater: helder/troebel
  • water aantonen met kopersulfaat: wit/blauw
  • zwaveldioxide aantonen met joodwater: geel / kleurloos

Slide 20 - Slide

Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een volledige en een onvolledige verbranding. (R)

Bij een onvolledige verbranding is er te weinig / onvoldoende / ondermaat zuurstof aanwezig.
  • Bij de onvolledige verbranding van koolstof, waterstof, zwavel ontstaat er koolstof (dit is rook bij een brand) en/of koolstofmonoxide, water en zwavelmonoxide.
  • koolstofmonoxide = sluipmoordenaar, geurloos

Slide 21 - Slide

Ik kan uitleggen hoe een explosie kan plaatsvinden. (R)

Een explosie is een zeer snelle verbranding.
  • Bij een explosie ontstaan gassen die enorm snel uitzetten.
  • Brandstof en zuurstof reageren in bepaalde verhouding.
  • Percentages van brandstof en zuurstof: explosiegrens

Slide 22 - Slide

Ik kan uitleggen hoe een explosie kan plaatsvinden. (R)

Een explosie is een zeer snelle verbranding.
  • Bij een explosie ontstaan gassen die enorm snel uitzetten.
  • Brandstof en zuurstof reageren in bepaalde verhouding.
  • Percentages van brandstof en zuurstof: explosiegrens

Slide 23 - Slide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Fossiele brandstoffen zijn versteende resten van dieren en planten, waaruit aardgas, aardolie of steenkool en bruinkool ontstaan.
  • Fossiele brandstoffen bestaan voornamelijk uit koolwaterstoffen.
  • Koolwaterstoffen bevatten de elementen koolstof en waterstof, en soms ook zwavel.
  • Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt koolstofdioxide vrij wat zorgt voor de opwarming (broeikaseffect) van de aarde.

Slide 24 - Slide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)


  • Als er zwavel in de fossiele brandstof zit dan kan er ook zwaveldioxide ontstaan en dat zorgt voor zure regen.
  • Ook bij de verbranding van stikstof (N2) uit de lucht ontstaat zure regen.

Slide 25 - Slide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Nu heb je twee soorten broeikaseffecten:
  1. natuurlijk: CO2 dat ontstaat door verbranding van hout, biodiesel of andere natuurlijke producten.
  2. verstekt: CO2 dat ontstaat door de mens: verbranding van fossiele brandstoffen

In beide gevallen zorgt de CO2 voor dat de aarde een temperatuur heeft tussen de -30 en + 20. Het versterkte zorgt voor extra opwarming van de aarde.

Slide 26 - Slide

Ik kan uitleggen wat fossiele brandstoffen zijn en welke effecten deze op het milieu hebben. (R)

Nu heb je twee soorten broeikaseffecten:

Slide 27 - Slide