This lesson contains 17 slides, with interactive quiz, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slangen
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het einde van deze les weet jij meer over slangen
Aan het einde van deze les weet jij over de voeding van een slang
Slide 2 - Slide
Slangen
Slide 3 - Mind map
Slide 4 - Video
Slangen zijn duidelijk te onderscheiden van alle andere dieren en de meeste andere reptielen als krokodilachtigen, schildpadden en brughagedissen.
Er zijn ongeveer 3950 verschillende soorten slangen beschreven, waarvan ongeveer 15% giftig is.
Slangen bewegen zich altijd voort op de buik en de huid is geheel bedekt met schubben. Andere typische kenmerken zijn het ontbreken van beweegbare oogleden en de aangepaste gepaarde organen als de longen en de nieren.
Slide 5 - Slide
In Europa
In Europa komen 38 soorten slangen voor, waarvan één boa en één wormslang. De toornslangachtigen zijn het ruimst vertegenwoordigd met 24 soorten die niet giftig zijn. Ten slotte leven er 12 soorten adders, de enige giftige slangen die in Europa voorkomen. Deze leven met name in het zuiden.
Slide 6 - Slide
In Nederland en België
In Nederland en België ten slotte komen drie soorten voor: de adder (Vipera berus), de ringslang (Natrix natrix) en de gladde slang (Coronella austriaca).
Van deze drie soorten is alleen de beet van de adder gevaarlijk; in de praktijk komt een adderbeet echter zelden voor.
Slide 7 - Slide
De anatomie van een slang:
1 = slokdarm 2 = luchtpijp
3 = tracheale long 4 = rudimentaire linkerlong
5 = rechterlong 6 = hart
7 = lever 8 = maag
9 = luchtzak 10 = galblaas
11 = alvleesklier 12 = milt
13 = darmen 14 = testikels
15 = nieren
Slide 8 - Slide
Voeding
De organen van slangen zijn net als het lichaam zeer langwerpig van vorm. Sommige gepaarde organen, zoals de nieren en de testikels, liggen niet naast elkaar maar in elkaars verlengde om de lichaamsruimte optimaal te benutten. Met name de spijsverteringsorganen beslaan bijna het gehele lichaam. Het voedsel komt via de slokdarm in de maag en begint daarna een lange reis door de darmen. Slangen verkleinen de prooi niet door te kauwen maar slikken deze in één keer door. Slangen eten meestal behaarde, gevederde of geschubde prooien, en de spijsvertering is goed ontwikkeld om de prooi volledig te verteren.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Huid
Slangen hebben een schubbenhuid die er soms glibberig uitziet door een olieachtige, iriserende glans. De huid is echter altijd droog en waterafstotend. Slangen kunnen door hun schubbenhuid niet zweten. De schubben zijn niet met elkaar verbonden, maar liggen op een rekbare huid, zodat de huid kan uitzetten bij de voortbeweging, ademhaling, zwangerschap en met name het verzwelgen van een prooi.
Slide 11 - Slide
Zintuigen
Het belangrijkste zintuiglijke orgaan van slangen is de reuk. Slangen ademen door neusgaten, maar ruiken niet met hun neus. Slangen hechten geurdeeltjes aan hun tong, die permanent vochtig is, zodat de deeltjes blijven plakken. De slang 'kwispelt' met de tong om zo meer geurdeeltjes op te vangen, wat tongelen wordt genoemd. Daarna wordt de tong in de bek teruggetrokken en langs een met sterk doorbloed weefsel gevulde holte in het verhemelte gestreken.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Baby slangen
Jonge slangen hebben geen moeder die voor hen zorgt. Ze zoeken zelf eten.