This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Netwerken: doel van de les
* Je weet wat een netwerk/netwerken is;
* Je weet hoe jouw netwerk eruitziet;
* Je hebt een idee hoe je jouw netwerk kunt gebruiken bij het zoeken naar een stage of baan.
Slide 2 - Slide
Waar denk jij aan bij het woord 'netwerken'?
Slide 3 - Mind map
Netwerken
netwerken - regelmatig werkwoord uitspraak: net-werk-ken 1. contacten leggen waar je je voordeel mee kunt doen ♢ door goed te netwerken bereik je veel Regelmatig werkwoord: net-werk-ken ik netwerk
Slide 4 - Slide
Stelling: Het is belangrijker wie je kent dan wie je bent...
EENS
ONEENS
Slide 5 - Poll
Ongeveer de helft van alle vacatures wordt via via vervuld
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 6 - Quiz
NIET WAAR
Maar liefst 3/4 is via via!
Slide 7 - Slide
Iedereen heeft een netwerk
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 8 - Quiz
WAAR
Tel alle namen maar eens uit je agenda, emailadressen, ledenlijsten, clubs, verenigingen, familie, vrienden enz enz
Slide 9 - Slide
Als je via je netwerk een baan wilt vinden, lukt dat het beste via mensen die je vaak ontmoet
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 10 - Quiz
NIET WAAR
3/4 van de mensen die via netwerken een baan vinden, vindt die baan via mensen die ze zo nu en dan of nooit ontmoeten. Mensen die je vaak ziet, zoals je vrienden leven vaak in dezelfde wereld als jij en weten ongeveer hetzelfde als jij. Bekenden die verder van je af staan, laten je kennismaken met nieuwe werelden.
Slide 11 - Slide
Het doel van netwerken is om elkaar te helpen.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 12 - Quiz
WAAR
Jij vraagt of anderen iets voor jou kunnen beteken. Maar het is de bedoeling dat jij ook kijkt of je de ander kunt helpen. Netwerken is tweerichtingsverkeer...
Slide 13 - Slide
Netwerken kan je niet leren.
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 14 - Quiz
NIET WAAR
De een kan het makkelijker dan de ander, maar iedereen kan leren om te netwerken. Netwerken gaat over het opbouwen van relaties. We netwerken vaak al zonder dat we het doorhebben, bijvoorbeeld op school, op de vereniging, op je bijbaan of je stage
Slide 15 - Slide
Einde van de les
* Welke drie stappen ga jij zetten om je (online) netwerk te vergroten?
* Hoe en waarmee help jij mensen in jouw netwerk? Noem een voorbeeld?