4.1 de start van een eigen bedrijf

Welkom bij economie vwo 3
  1. Eten en drinken alléén in de pauze
  2. Telefoon in de (telefoon-) tas
  3. Al je werkspullen op tafel
  4. Laptop aan LessonUp opgestart
  5. We starten als de timer klaar is
timer
3:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie vwo 3
  1. Eten en drinken alléén in de pauze
  2. Telefoon in de (telefoon-) tas
  3. Al je werkspullen op tafel
  4. Laptop aan LessonUp opgestart
  5. We starten als de timer klaar is
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Opbouw van de les
  • terugblik vorige les
  • instructie leerdoelen
  • zelfstandig werken
  • vóór de volgende keer

Slide 2 - Slide

Leerdoelen van de les
Je weet aan het eind van de les:
  • wat een investeringsbegroting is
  • wat een resultaten begroting is
  • wat een financieringsplan is

Slide 3 - Slide

Investeringsbegroting
Voordat je een eigen bedrijf kan opstarten moet je een investeringsbegroting maken voordat je geld kan lenen van de bank.

Dit is een overzicht waarin je een inschatting maakt hoeveel geld je nodig hebt. Er wrdt onderscheid gemaakt tussen:
  • inventaris (kassa, toonbank, materiaal voor je bedrijf)
  • voorraad goederen (afhankelijk van je bedrijf)
  • banksaldo
  • geld in de kassa

Slide 4 - Slide

Resultatenbegroting
Voordat je een eigen bedrijf kan opstarten moet je een resultatenbegroting maken voordat je geld kan lenen van de bank.

Dit is een overzicht waarin je een inschatting maakt van de verwachte kosten en verwachte opbrengsten voor het eerste jaar.

De bank maakt op basis daarvan een inschatting of je de lening kan terug betalen.

Slide 5 - Slide

Resultatenbegroting
Voor het berekenen van de brutowinst moet je de inkoopwaarde van de omzet van je omzet afhalen:
Bruto winst = omzet - inkoopwaarde van je omzet

Bij het bereken van de netto winst moet je van je brutowinst alle overige bedrijfskosten er af halen:
Netto winst = bruto winst - bedrijfskosten

Slide 6 - Slide

Financieringsplan
De bank bekijkt op basis van de investeringsbegroting en resultatenbegroting of er ruimte is voor een lening. In het financieringsplan komt dan het geld te staan wat geïnvesteerd is in een onderneming.

Geld wat jezelf in een onderneming stopt noem je "eigen vermogen"

Geld wat je van anderen leent noem je "vreemd vermogen"
Vreemd vermogen moet je terug betalen

Slide 7 - Slide

Wat maak ik in de les?
Opdracht 1, 3, 6a, 8, 9 & 11  (lees ook de theorie door!)

Hoe maak ik het?
Zelfstandig en je schrijft je antwoorden op in je schrift

Welke hulp kan ik verwachten?
Eerste 5 minuten géén hulp. Je werkt voor jezelf in stilte
Daarna is fluisterend overleg met buur toegestaan
Kom je er samen niet uit? Hand omhoog > docent komt langs

Wat als je klaar bent?
Werk verder aan de eindopdracht 14

We sluiten straks af met opdracht 6a en 8
timer
5:00

Slide 8 - Slide

Check op de leerdoelen
Je weet:
  • wat een investeringsbegroting is
  • wat een resultaten begroting is
  • wat een financieringsplan is

Slide 9 - Slide

WEEKTAAK
Hoofdstuk 4 par. 1
Lees de theorie van par 1
Leer de begrippen van par 1
Maak  1, 3, 6a, 8, 9, 11 & 14 af

Slide 10 - Slide

investeringsbegroting
resultatenbegroting
Voorraad goederen
Banksaldo
Omzet
bedrijfskosten
Geld in kassa
Inkoopwaarde van de omzet

Slide 11 - Drag question

Waarom maak je een investeringsbegroting en resultatenbegroting?
A
Omdat je je verveelt
B
Omdat je geld wilt lenen van de bank
C
Geen van beide antwoorden is het juiste antwoord

Slide 12 - Quiz

Afschrijfkosten per jaar bereken je door de aanschafprijs te delen door het aantal jaar waarin je verwacht dat het kapitaalgoed volledig is afgeschreven
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat is het nadeel van vreemd vermogen?

Slide 14 - Open question

Een financieringsplan is een overzicht van je eigen vermogen en vreemd vermogen
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Bij een investeringsbegroting maak je een ... hoeveel geld je nodig hebt
A
telling
B
inschatting

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen voorraad van een supermarkt en inventaris van een supermarkt?

Slide 17 - Open question

Waar denk je aan bij bedrijfskosten?

Slide 18 - Mind map

Waardevermindering van je inventaris noem je de
A
afschrijvingskosten
B
waardeverminderings-kosten

Slide 19 - Quiz

Geld van de bank is vreemd vermogen. Gekregen geld van een familie lid is ...
A
ook vreemd vermogen
B
eigen vermogen

Slide 20 - Quiz

terugblik vorige les
Je weet :
  • xxx
  • xx

Slide 21 - Slide