BAK 2HV - 24 SO voca + gram U2

SO voca + gram U2
  • voca 2.1 tm 2.3 (N-S)
  • aanvullende werkwoorden 1-24 (roze werkwoordenblad) S-N
  • regelmatige ww op -ar,-er,-ir
  • wederkerende ww + llamarse
  • ser + estar + hay (vervoeging als verschil kunnen toepassen) 
- Let op: Je moet simpele zinnetjes kunnen maken.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SO voca + gram U2
  • voca 2.1 tm 2.3 (N-S)
  • aanvullende werkwoorden 1-24 (roze werkwoordenblad) S-N
  • regelmatige ww op -ar,-er,-ir
  • wederkerende ww + llamarse
  • ser + estar + hay (vervoeging als verschil kunnen toepassen) 
- Let op: Je moet simpele zinnetjes kunnen maken.

Slide 1 - Slide

Oefentoets Socrative
Let op: de socrative oefentoets wordt VRIJDAG middag online gezet.
Roomname: BAKKER5564


in classroom staat ook een google document met en oefentoets. 

Slide 2 - Slide

Vocabulario
Klik HIER voor de voca van 2.1 (nl-sp)
Klik HIER voor de voca van 2.2 (nl-sp)
Klik HIER voor de voca van 2.3 (nl-sp)
Klik HIER voor de extra ww (roze blad) (sp-nl)

Je kunt de quizlets ook altijd terugvinden in de classroom!
Ook kun je de quizlets van de werkwoorden daar terugvinden ;)

Slide 3 - Slide

Regelmatige ww op -ar
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen. 

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).


Slide 4 - Slide

Regelmatige ww op -er
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Slide 5 - Slide

Regelmatige ww op -ir
De stam van een werkwoord vind je altijd door -ar/-er/-ir weg te halen.

Vervolgens plak je er een andere letter achter (zoals het voorbeeld hiernaast, dit gaat altijd in vaste volgorde: ik - jij - hij/zij/het/u - wij - jullie - zij/u meervoud).

Opdracht 3 (ww -er/-ir)

Slide 6 - Slide

Llamarse
Het werkwoord 'llamarse' is een wederkerend werkwoord. Zo een ww kun je herkennen aan de 'SE' achter het woord. Denk hierbij aan het NL - ik was mij, jij wast jou, etc.

'SE' haal je van het ww af en plaats je helemaal naar voren en zet je in de persoon waarin je wil praten. Vervolgens ga je de stam maken door ar/er/ir van het woord af te halen. Het enige wat je dan nog hoeft te doen is het ww in de juiste persoon te zetten door er de juiste uitgang aan vast te plakken.

Opdracht 1 Invulopdr - met ww peinarse (zelfde vervoegingen als bij llamarse)
Opdracht 3 Zoek de uitdaging en leer meer over wederkerende werkwoorden!!

Slide 7 - Slide

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 8 - Slide

Ser
Ser wordt gebruikt bij vaste eigenschappen. 
Bijv. Ik ben blond, jij bent Nederlander of zij heet Daphne. 
Er wordt van uitgegaan dat dit eigenschappen zijn die eigenlijk niet kunnen veranderen. 

Slide 9 - Slide

Estar
Estar wordt gebruikt bij plaatsbepaalingen. Bijv. ik ben in Nederland. Eigenlijk zeg je dan, ik bevind mij in Nederland. Zodra je het werkwoord 'zijn' kan vervangen door 'bevinden' dan weet je dat je estar moet gebrijken.
Bijv. ik ben op school - ik bevind mij op school.

Let op: dit werkwoord draagt accentjes ;)

Slide 10 - Slide

Hay
Hay kent maar één vervoeging en dat is 'hay'. 
Hay gebruik je zodra je kan zeggen 'er is/ er zijn'. 
Bijv. er zijn veel leerlingen in de klas - hay muchos alumnos en la clase.

Zodra je een nummer (1, 2, 3, etc.), een onbepaald lidwoord (un/unos, una/ unas), een hoeveelheidswoord (mucho/ poco/ demasiado, etc) ziet staan, dan gebruik je ook het werkwoord hay.

Opdracht 1 - kiezen uit ser, estar, hay
Opdracht 2 - kiezen uit estar en hay
Opdracht 3 - kiezen uit ser, estar, hay

Slide 11 - Slide

Extra's
  1. Maak de opdrachten WW vervoegen: klik HIER
  2. Maak DEZE opdracht van ser/estar/hay
  3. Maak DEZE en DEZE opdracht voor het oefenen met wederkerende ww.
  4. Oefen met de werkwoordvervoeging op VERBUGA

Slide 12 - Slide

¡Succes!

Slide 13 - Slide