V3fa4 - Chap5 - herhaling ABEFCGI

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Traduis (vertaal) en néerlandais:
beaucoup de monde

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
s'ennuyer

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
apporter

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
la soirée

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
la randonnée

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
le chemin

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en néerlandais:
l'ambiance

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
pas forcément

Denk je aan het lidwoord?

Is het woord vrouwelijk of mannelijk?

Welk lidwoord staat er voor het woord?

Traduis (vertaal) en français:
de wijze, de manier

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
de vrije tijd

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
het onderwerp

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
de moeilijkheid

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
daarentegen

Denk je aan het lidwoord?

Traduis (vertaal) en français:
bijwonen

Denk je aan het lidwoord?

Choisis le bon mot (kies het juiste woord): Tu as passé un bon ...?

1. chat
2. préparer
3. weekend
4. par contre

Choisis le bon mot (kies het juiste woord): Tu y étais avec ...?

1. pourquoi
2. qui
3. quoi
4. comment

Choisis le bon mot (kies het juiste woord): Qu'est-ce que tu fais...?

1. la chaleur
2. sauvage
3. moyen
4. d'autre

acheter kan hier niet omdat het de volledige werkwoord is en in de zin heb je een hij-vorm nodig (achète)

- Begrijp eerst waar het omgaat

- Maak daarna de opdrachten

- Leer de regel uit jouw hoofd / eigen voorbeeldzin leren

L'imparfait (onvoltooid verleden tijd)
Geef een voorbeeld van een w.w. in het o.v.t.

Hoe maak je het in het Frans?

Kies het juiste zin:
Hij liep buiten

1. Il marchais dehors
2. Il marchions dehors
3. Il marchait dehors
4. Il marche dehors

Wat is goed?

1. Tu était
2. Tu étais
3. Tu été
4. Tu étaient

Zet het w.w. in de imparfait.
nous (apporter)

1. nous apportiez
2. nous apportions
3. nous apportais
4. nous apportons

Let op: l'imparfait voor zijn/hebben is een uitzondering

zijn = être j'étais

hebben = avoir j'avais

jij was

zij waren

wij hadden

zij had

tu étais

ils étaient

nous avions

elle avait

Sleep een blauw deel op een rode deel

Grammaire G le verbe Lire

présent

passé composé

imparfait

futur simple

je lis

on lira

vous lirez

nous avons lu

vous lisiez

présent

men zal lezen

futur simple

imparfait

passé composé

welk w.w. tijd wordt er gebruikt?

Grammaire I : l'adverbe het bijwoord
Hoe maak je het? (algemeen)

Zet het bijv.n.w. om in bijwoord
direct

Zet het bijv.n.w. om in bijwoord
régulier

Zet het bijv.n.w. om in bijwoord
vrai

Zet het bijv.n.w. om in bijwoord
doux

Was deze les nuttig?

😒🙁😐🙂😃