• What is LessonUp
  • Search
  • Channels
‹Return to search

§4.2 Tussenletters + §4.3 Aan elkaar of los?

Spelling hoofdstuk 4: §4.2 + §4.3
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Spelling hoofdstuk 4: §4.2 + §4.3

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Kort herhalen theorie §4.2 Tussenletters

-- Grammatica §4.3 Los of aan elkaar?

- maken opgaven van BeterSpellen 2F 
           Vandaag zijn er extra veel spellingsvragen: doe actief mee!

Slide 2 - Slide

BeterSpellen: wat is de juiste spelling?

Wij hebben vanochtend ......
A
gestofzuigd
B
stofgezuigd
C
gestofzogen
D
stofgezogen

Slide 3 - Quiz

herhalen theorie lesweek 1 en 2

Slide 4 - Slide

Wat is het meervoud van bedrijf?

Slide 5 - Open question

Wat is het meervoud van garage?

Slide 6 - Open question

Wat is het meervoud van collega?

Slide 7 - Open question

Wat is het meervoud van baby?

Slide 8 - Open question

Wat is het meervoud van cursus?

Slide 9 - Open question

Wat is het meervoud van gesprek?

Slide 10 - Open question

Hoe schrijf je het meervoud van monnik?

Slide 11 - Open question

Wat is het meervoud van kettingzaag?

Slide 12 - Open question

Hoe spel je fotograaf in meervoud?

Slide 13 - Open question

Wat is het meervoud van medium?
(zie plaatje)

Slide 14 - Open question

Grammatica §4.2 Tussenletters
Een samenstelling is een combinatie van twee of meer woorden: bijv. benzinepomp, takenlijst, stadsverwarming

Vaak staan er tussen de woorden tussenletters.

Slide 15 - Slide

§4.2 Tussenletters: -en-

Schrijf -en- in een samenstelling als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is met alleen een meervoud op -en:

  • band + spanning = bandenspanning
  • Gevaar + zone = gevarenzone

Slide 16 - Slide

Uitzonderingen tussenletters (deel 1)

  • Als het eerste woord in eindigt op -en én -s:
      groenten en groentes, dus: groentesoep

      gemeenten en gemeentes, dus: gemeenteraad
      perioden en periodes, dus: periodeplanner
  • Als het eerste woord geen meervoud heeft:
      tarwe, dus: tarwebrood
      rijst, dus: rijstepap


Slide 17 - Slide

Uitzonderingen tussenletters (deel 2)

  • als het eerste woord iets is waarvan er maar één is:
             de zon, dus: zonneschijn, zonnebank, zonnestelsel
             de maan, dus: maneschijn


  • is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord: platteland, hebbeding
versterkt het tweede woord: reuzeleuk


Slide 18 - Slide

Uitzonderingen tussenletters (deel 3)

  • als het eerste woord het tweede woord versterkt:
             reuzeleuk (heeft niets met reuzen te maken)
             apetrots
             beresterk

  • is een bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord:
             platteland, hebbeding


Slide 19 - Slide

Welke spelling is juist?

Ik hoef geen geld, want dit is een ......
A
vrienddienst
B
vriendendienst
C
vriendedienst

Slide 20 - Quiz

erwt + soep =

Slide 21 - Open question

hoogte + verschil =

Slide 22 - Open question

Spelling: wat zijn deze dingen op het dak?
(in meervoud)

Slide 23 - Open question

§4.2 Tussenletters: -s-

Schrijf -s-, als je die klank in andere samenstellingen ook hoort: 

  • bedrijfsleven, dus ook: bedrijfssfeer, bedrijfsfeest, enz.
  • geluidsinstallatie, dus ook: geluidssterkte, geluidsbox, enz.

Maar examenvrees, dus ook: examenstof, examenstress, enz.

Slide 24 - Slide

Welke spelling is goed?
A
de Stationstraat
B
de Stationsstraat

Slide 25 - Quiz

Aan elkaar of los?
Grammatica §4.3

Slide 26 - Slide

Aan elkaar of los? (1 van 3)
In het Nederlands schrijf je de volgende woorden aan elkaar:

  • samenstellingen (ook al wordt het nieuwe woord erg lang)

  • woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin, daarmee, waarvan


Slide 27 - Slide

Aan elkaar of los? (2 van 3)
Samenstellingen zijn twee woorden die samen één woord vormen:

garage + houder / = garagehouder
gemeente + gids / gids van de gemeente = gemeentegids

En ook:
ziektekostenverzekeringspolis
arbeidsovereenkomst


(ook al wordt het nieuwe woord erg lang): garagehouder, arbeidsovereenkomst, vermogensaanwasdeling, .
woorden met er-, hier-, daar- en waar- plus een voorzetsel: erop, hierin, daarmee, waarvan.
getallen tot en met het woord duizend. De woorden duizend, miljoen en miljard schrijf je dus los: 750 = zevenhonderdvijftig; 3.510 = drieduizend vijfhonderdtien.

Slide 28 - Slide

Aan elkaar of los?  (3 van 3)
werkwoorden die beginnen met voorzetsels

binnenlaten, opmerken, uitvinden, en dus ook: 
binnengelaten, opgemerkt, uitgevonden.

opzoeken / opgezocht (= informatie bekijken in een boek)
op zoek naar ...                 (= Ik ben op zoek naar een stageplaats)

Slide 29 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
topsportcarrière
B
topsport carrière
C
top sport carrière

Slide 30 - Quiz


A
zin A
B
zin B

Slide 31 - Quiz


A
zin A
B
zin B
C
zin C

Slide 32 - Quiz

Koppelteken
Dit is het leesteken dat onderdelen van samenstellingen of samenkoppelingen met elkaar verbindt. Je gebruikt dit bij:

  • een deel van een samenstelling bestaat uit een naam, letters, cijfers, afkorting of tekens:
    mbo-opleiding, tv-gids, dvd-hoesje, A4-formaat, het @-teken
    EHBO-cursus, een 3-jarige opleiding, de zaak-Wilders

Slide 33 - Slide

Gebruik koppelteken
  • Als het eerste deel begint met de voorvoegsels
    niet-, non-, bijna-, oud-, ex-, aspirant-, adjunct-, substituut-, chef-, kandidaat-, interim-, stagiair-, leerling-, assistent-, collega- of meester-, Sint- 

  • Sint-Nicolaas, oud-burgemeester, niet-rokers, ex-vriend, non-actief, assistent-trainer.

Slide 34 - Slide

Gebruik koppelteken
  • Als de uitspraak anders onduidelijk is:
    auto-onderdelen, toe-eigenen

  • het woord een samengestelde aardrijkskundige naam of afleiding is:
    Centraal-Europa, Zuid-Amerika,
    Noord-Hollandse ..., Oost-Europese ...

Slide 35 - Slide

Gebruik koppelteken
  • Als de woorden een vaste combinatie zijn:
        kant-en-klaarmaaltijden, kat-en-muisspel, nek-aan-nekrace,
        mond-op-mondbeademing

jip- en janneketaal

Slide 36 - Slide

Laatste vraag: spel het woord juist...

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Schrijf jouw 2 belangrijkste dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 39 - Open question

Wat ga je doen?

  1. Grammatica §4.3 Aan elkaar of los
  2. Heb je nog opdrachten openstaan in 'Planning'?

  • BeterSpellen 2F: opgaven vanaf  


Slide 40 - Slide

More lessons like this

3.3 §4.2 Tussenletters + §4.3 Aan elkaar of los?

May 2022 - Lesson with 42 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

3.4 Aan elkaar of los

May 2022 - Lesson with 46 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

2022 tussenletters + aan elkaar of los?

June 2022 - Lesson with 25 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

Avondschool spelling

December 2022 - Lesson with 35 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

Grammatica H4 BBG

May 2022 - Lesson with 27 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

7.4 Spellingsregels (Gram-4)

February 2021 - Lesson with 51 slides
NederlandsMBOStudiejaar 2,3

Les 4.2 Nederlands - tussenletters

June 2023 - Lesson with 25 slides
NederlandsMBOStudiejaar 1

Herhaling leerjaar 2 (3H)

April 2025 - Lesson with 47 slides
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
LessonUp
TermsPrivacy StatementCookie StatementContact
English

Our Cookies

We use cookies to improve your user experience and offer you personalized content. By using Lessonup you agree to our cookie policy.

Change settings