Je kunt alinea's met een kernzin schrijven (schrijven).
Je weet de betekenis van de begrippen met de letter A en B (woordenschat).
Slide 6 - Slide
Kijk mee op bladzijde 48, lees tekst 1 (startopdracht).
Je gaat in tweetallen aan de slag.
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.
Je leest de tekst oriënterend.
Slide 7 - Slide
Bedenk in tweetallen voor beide alinea's van tekst 1 een passende zin.
Slide 8 - Open question
Antwoord
Alinea 2) Martin Garix, ofwel Martijn Gerritsen, brak op zijn 17e door met het nummer: Animals.
Alinea 3) Bekende Nederlanders worden wel vaker slachtoffer van berovingen op het Spaanse eiland Ibiza.
Slide 9 - Slide
Noteer het deelonderwerp van elke alinea, dus waarover gaat alinea 1, 2 en 3?
Slide 10 - Open question
Antwoord
Ainea 1) Inbraak bij Nederlanse deejay in Spanje
Alinea 2) Het succes van Martin Garrix
Alinea 3) Bekende Nederlanders als slachtoffer op Ibiza
Slide 11 - Slide
https:
Slide 12 - Link
Lees de theorie op bladzijde 48.
Door naar de titel te kijken, tussenkopjes, plaatjes en de eerste of laatste zin (bij een korte tekst) of de eerste of laatste alinea (bij een lange tekst) kom je achter het onderwerp van de tekst.
Je leest de tekst oriënterend.
Slide 13 - Slide
Kijk mee naar blz 49.
Noteer van elke alinea het deelonderwerp. Lees de eerste en laatste zin om het deelonderwerp te achterhalen (korte zinnen!)
Slide 14 - Open question
Antwoord
1) Malala in het nieuws/Malala is wereldnieuws
2) Achtergronden activiteiten van Malala
3) De moordaanslag op het meisje/aanslag
4) Gebeurtenissen na de aanslag/Nobelprijs
Slide 15 - Slide
2. Formuleer een goede openingszin voor alinea 1. Wat kun je opmaken over Malala? Wie was zij?
Slide 16 - Open question
Antwoord
Het jonge Pakistaanse meisje Malala Yousafki is een wereldster.
Slide 17 - Slide
Even iets anders....
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Schrijven
H2, blz 49, opdr 1 afmaken en opdr 2
Grammatica (afmaken huiswerk)
H1, blz 30-31, opdr 2, 3
H2, blz 60-61, opdr 2 (vanaf vraag 5), 3, 4
Ben je klaar?
Leer de woordjes van woordenschat: letter A en B.
Kijk naar de woordjes C, weet je alvast de betekenis van de woordjes?
Bedenk welk boek je wilt gebruiken voor je leesautobiografie.
Slide 25 - Slide
Hoe ging het samen oefenen?
Wat ging goed?
Kan er de volgende keer iets beter?
Slide 26 - Slide
Wat gaan we volgende week doen?
Schrijven
Wat moet ik volgende week meenemen?
Methodeboek Nieuw Nederlands, schrift, pen en je mobiele telefoon (opgeladen).
Neem ook een leesboek mee om lekker uit te lezen.
Slide 27 - Slide
Woordenschat woordjes A en B leren
Woordjes C uitdelen
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
https:
Slide 30 - Link
Ga lekker lezen, veel plezier!
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Lesdoel
Je kunt (concrete en abstracte) zelfstandige naamwoorden herkennen.
Je kunt (bepaalde en onbepaalde) lidwoorden herkennen.
Slide 33 - Slide
https:
Slide 34 - Link
Lesdoel
Je kunt (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Slide 35 - Slide
https:
Slide 36 - Link
Woordenschat woordjes A
Slide 37 - Slide
Aannemen (veronderstellen)
Slide 38 - Open question
Antwoord
Aannemen: ervan uitgaan dat
Voorbeeldzin: Ik neem aan dat je de opdracht begrepen hebt.
Slide 39 - Slide
afzonderlijk
Slide 40 - Open question
Antwoord
Afzonderlijk: los van elkaar, alleen
Voorbeeldzin: Het is de bedoeling dat je deze opdracht afzonderlijk maakt.
Slide 41 - Slide
Anticiperen
Slide 42 - Open question
Antwoord
Anticiperen (op iets): vooruitlopen op iets
Voorbeeldzin: Ik merk dat je nu al anticipeert op een onvoldoende; jammer!
Slide 43 - Slide
Assertief
Slide 44 - Open question
Antwoord
Assertief: zelfverzekerd
Voorbeeldzin: Als jij je nu gewoon eens assertief opstelt, dan zul je zien dat je meer aandacht van de mensen krijgt.
Slide 45 - Slide
Autonoom
Slide 46 - Open question
Antwoord
Autonoom: zelfstandig
Voorbeeldzin: Hij is erg autonoom, ik hoef hem niet te vertellen hoe hij de taak moet verrichten.
Slide 47 - Slide
3. Formuleer een kernzin voor alinea 2.
Slide 48 - Open question
Antwoord
Malala, afkomstig uit (de onrustige Swatvallei in) het noorden van Pakistan, berichtte al enige tijd over de situatie in haar geboortestreek, waar geregeld aanslagen worden gepleegd.
Slide 49 - Slide
4. Vul alinea 3 aan met drie zinnen.
KIJK IN JE BOEK NAAR DEZE INVULOPDRACHT!
Slide 50 - Open question
Antwoord
4 De volgende zinnen van alinea 3:
Een groep Talibanstrijders hield de bus aan waarin Malala met andere leerlingen van school terugkeerde naar huis. Een van de strijders liep met een geladen pistool de bus in en riep: ‘Wie is Malala?’ De strijder stoof op het meisje af, schoot haar van dichtbij door het hoofd en vluchtte. Het meisje werd direct overgebracht naar het ziekenhuis en geopereerd. Na enkele dagen moest Malala voor een specialistische behandeling overgevlogen worden naar Birmingham in Engeland. Ze herstelde en sindsdien reist ze de wereld rond om haar boodschap uit te dragen.
Slide 51 - Slide
5. Schrijf alinea 4.
Slide 52 - Open question
Antwoord
5 Bijvoorbeeld: Malala ontving vele prijzen voor haar werk. Zo kreeg zij op 6 september 2013 de Internationale Kindervredesprijs uitgereikt in Den Haag. Op 10 oktober 2014, twee jaar na de moordaanslag, werd bekendgemaakt dat Malala de Nobelprijs voor de Vrede 2014 was toegekend. Met haar 17 jaar was zij de jongste winnaar ooit van een Nobelprijs.