Paragraaf 2.2: De spreiding van wereldsteden definitief

1 / 30
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Agenda
  • Korte terugkoppeling §2.1 X
  • Uitleg §2.2
  • Aan de slag met §2.2

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Terugkoppeling §2.1
Beantwoord de volgende vragen in je schrift.

  1. Noem de vier kenmerken van een stad.
  2. Wat is het verschil tussen een megastad en een wereldstad?
  3. Leg in eigen woorden uit hoe het leven in een megastad verschilt van dat in een wereldstad.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Leerdoelen van deze les - §2.2
Aan het eind van de les kan je:
  • de factoren die de ligging van steden beïnvloeden opnoemen/opschrijven.
  • het verschil in verstedelijkingstempo tussen rijke en arme landen in eigen woorden uitleggen.
  • Kun je het verband tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart uitleggen in eigen woorden uitleggen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat zie je?
Waar gaat deze kaart over?
timer
1:00
Hoe is de spreiding van grote steden?
Welk verschil zie je tussen de ligging van steden in de rijke en arme delen van de wereld?

 


In rijke delen van de wereld zijn steden meer verspreid over land.

Slide 7 - Slide

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Hoe is de spreiding van grote steden?
Dat zie je in de VS aan:
  • dat meerdere grote steden verspreid over het land liggen.
  • dat de steden onderling goed zijn verbonden.

 




Het stedelijk patroon van
de VS kun je omschrijven als een stedelijk netwerk.

Slide 8 - Slide

• stedelijk netwerk – Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Hoe is de spreiding van grote steden?
Veel ontwikkelingslanden hebben vaak één megastad, een primate city.


Een primate city is veel groter dan de tweede stad van het land.


Bijvoorbeeld: Harare in Zimbabwe (1.485.231 inwoners) is meer dan 2 keer zo groot als de tweede stad van Zimbabwe, Bulawayo (653.337 inwoners).

Slide 9 - Slide

• primate city – Een stad die, gelet op aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land.

Verschil tussen stedelijk netwerk en primate city
Het stedelijk patroon in westerse landen is wat gelijkmatiger en steden zijn goed met elkaar verbonden.
Stedelijk netwerk --> Westerse landen 
Primate city --> Ontwikkelingslanden

Voor beide begrippen gelden ook enkele uitzonderingen.

Slide 10 - Slide

• stedelijk netwerk – Een groep van steden in een land die onderling op tal van terreinen verbonden zijn.
• primate city – Een stad die, gelet op aantal inwoners en functies, veel groter en belangrijker is dan de tweede stad in het land.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Hoe kun je de Spreiding van steden verklaren?
  • Absolute ligging = Kenmerken van een gebied waarin een stad ligt.
  • Relatieve ligging = Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen.
  • Het koloniale verleden 

Slide 11 - Slide

• absolute ligging – Kenmerken van een gebied waarin een stad ligt. (De unieke ligging van een plaats in het graadnet.)
• relatieve ligging – Kenmerken van de ligging van een plaats ten opzichte van andere plaatsen. (De ligging van een plaats of gebied ten opzichte van andere plaatsen en gebieden.)
Voorbeeld van absolute ligging
Voorbeeld van relatieve ligging

Slide 12 - Slide

Uit de PowerPoint van BuiteNLand:
• voorbeeld van absolute ligging
- vlakke vruchtbare gebieden;
- kruispunten handelswegen (langs rivieren, aan de kust);
- vindplaats grondstoffen,

• voorbeeld van relatieve ligging
-  bijvoorbeeld midden in het land of juist aan de kust;
- goede verbindingen met andere steden.
Brussel is het spin in het web.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Het koloniale verleden
Op de afbeelding zie je Tunis, een koloniale dubbelstad.
Koloniale dubbelstad = Stadsopbouw uit de koloniale tijd die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.
De verschillen tussen de medina en de westerse stad zijn:
  • medina is ommuurd;
  • westerse stad grenst aan haven;
  • verschil in wegenpatroon/breedte van wegen.

Medina = Oudste deel van Noord-Afrikaanse steden.

Slide 13 - Slide

• Koloniale dubbelstad = Stadsopbouw uit de koloniale tijd die bestaat uit een westers en een niet-westers stadsdeel.
• Medina = Oudste deel van Noord-Afrikaanse steden.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Verstedelijking
Op de volgende dia zal je naar een interactieve bron worden gestuurd.
Bekijk deze bron en beantwoord daarna de volgende vraag:
Welke verbanden kun je uit de kaart afleiden?

Door de vierkantjes aan te vinken, krijg je steeds meer gegevens bij de kaart.

Slide 14 - Slide

• verstedelijking – Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.

Slide 15 - Link

Link naar BuiteNLand Online.
Welke verbanden kun je uit de kaart afleiden?
Pak je tekstboek erbij om de bron te bekijken.
timer
1:00

Slide 16 - Open question

• verstedelijkingsgraad – Percentage van de bevolking dat in steden woont.
• verstedelijkingstempo – Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
• verstedelijking – Proces waarbij mensen van het platteland naar de stad trekken.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Hoe verandert het stedelijk patroon?
Hoe hoger de verstedelijkingsgraad, hoe minder de stedelijke bevolking toeneemt.
Het verstedelijkingstempo is dus laag.

Slide 17 - Slide

• verstedelijkingsgraad – Percentage van de bevolking dat in steden woont.
• verstedelijkingstempo – Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Hoe verandert het stedelijk patroon?
Hoe armer een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad.

Slide 18 - Slide

• verstedelijkingsgraad – Percentage van de bevolking dat in steden woont.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Welke antwoorden zijn juist?
timer
1:00
A
Het verstedelijkingstempo is hoog.
B
Het verstedelijkingstempo is laag.
C
De verstedelijkingsgraad is hoog.
D
De verstedelijkingsgraad is laag.

Slide 19 - Quiz

• verstedelijkingsgraad – Percentage van de bevolking dat in steden woont.
• verstedelijkingstempo – Percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Wat is hiervan het gevolg?
timer
1:00

Slide 20 - Open question

• megastad – Stad met meer dan tien miljoen inwoners.

Afbeelding: Boonstra, A., van Groningen, D., Houtenbos, A., Mennen, H., & Prinsen, H. (2018). BuiteNLand 2 HAVO/VWO Leerboek. (G. van den Berg & H. Botter, Reds.) (4de editie). Groningen, Nederland: Noordhoff.
Aan de slag!
De steden opdracht is individueel.
Voor de bonuspunten: zie route taak

Slide 21 - Slide

Uit de PowerPoint van BuiteNLand:
• voorbeeld van absolute ligging
- vlakke vruchtbare gebieden;
- kruispunten handelswegen (langs rivieren, aan de kust);
- vindplaats grondstoffen,

• voorbeeld van relatieve ligging
-  bijvoorbeeld midden in het land of juist aan de kust;
- goede verbindingen met andere steden.
Brussel is het spin in het web.


Keuze 1 = Concept Mapping
Maak een begrippennetwerk.
Hoe ziet dat eruit?


Slide 22 - Slide

Afbeelding rechts:  file:///C:/Users/THA/Downloads/werken-aan-vaktaal-bij-de-groene-vakken.pdf

Afbeelding links: Flokstra, J. H. (2006). Activerende werkvormen. (P. van Dijk & E. van der Laan, Reds.). Enschede, Nederland: Stichting leerplanontwikkeling (SLO).
Keuze 1 = Concept Mapping
- Je gaat een begrippennetwerk maken.
- Lees de tekst van §2.2
- Schrijf in je schrift de woorden zo op dat de relaties tussen de woorden duidelijk/zichtbaar worden.
- Trek tussen de woorden verbindingslijnen en bij de lijnen schrijf je relatiewoorden.

Slide 23 - Slide

Meer informatie over Concept Mapping:
  • Flokstra, J. H. (2006). Activerende werkvormen. (P. van Dijk & E. van der Laan, Reds.). Enschede, Nederland: Stichting leerplanontwikkeling (SLO).
  • Roberts, M. (2013). Geography Through Enquiry (First edition). Sheffield, United Kingdom: Geographical Association.
Keuze 2 = DARTT
- Je gaat twee landen in de wereld met elkaar vergelijken.
--> Eén land uit de periferie (Zimbabwe) en één uit het centrum (Japan).
- De vragen die je moet beantwoorden zijn:
a) Vergelijk de landen. Wat kan je zeggen over de verstedelijkingsgraad? 
b) Vergelijk de landen. Wat kan je zeggen over het verstedelijkingstempo?
c) Vergelijk de landen. Wat kan je zeggen over de welvaart?
- De antwoorden vind je door het gebruik van de bronnen (zie volgende twee dia's) en de atlas.
- Schrijf in je schrift de antwoorden op de vragen en eindig met een conclusie.
Bij de conclusie gaat het om welke verbanden je kan ontdekken (hoe... hoe... zin maken helpt).
TIP: gebruik bij de conclusie de begrippen bij §2.2.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Bronnen (deel 1)
GDP van de wereld in 1969 (GDP vertaald = BBP)
An urban world (vertaald = een stedelijke wereld)
Population living in urban and rural areas, World (vertaald = Populatie levend in een stad en op het platteland, wereld)
Employment in agriculture (% of total employment) Japan (vertaald = Werkgelegenheid in de landbouw (% van de totale werkgelegenheid). --> scroll bij de website door naar: Work, employment and vulnerability (werk, werkgelegenheid en kwetsbaarheid) --> klik op + en scroll naar het bijbehorende onderwerp. 

Hoe meet je de welvaart?
Door te kijken naar het BBP van het land én de sectoren waarin de beroepsbevolking/inwoners van een land werkzaam zijn.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Terugkoppeling leerdoelen - §2.2
Beantwoord de volgende vragen in je schrift.

  1. Noem de factoren die de ligging van steden beïnvloeden.
  2. Wat is het verschil in verstedelijkingstempo tussen rijke en arme landen?
  3. Leg in eigen woorden het verband uit tussen verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo en welvaart.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Hoe denken jullie op dit moment over de hoofdvraag?
Is verstedelijking hoopgevend of ellendig?
timer
1:00
Hoopgevend
Ellendig

Slide 29 - Poll

This item has no instructions

Leg je (hiervoor gekozen) antwoord kort uit.
timer
1:30

Slide 30 - Open question

This item has no instructions