2B7 - 20 juni 2023

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 2

Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan.

1. waar
2. niet waar

Het signaalwoord 'namelijk' hoort bij het volgende verband...

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Het signaalwoord 'maar' hoort bij het volgende verband...

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Het signaalwoord 'daarom' hoort bij het volgende verband...

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Het signaalwoord 'zo' hoort bij het volgende verband...

1. reden
2. tegenstelling
3. voorbeeld

Van sommige woorden kun je de tegenstelling maken door er on- of a- voor te zetten.

1. waar
2. niet waar

Wat is een tegenstelling?

"Giovanni heeft altijd vuistdikke boterhammen mee naar school."
Staat er een vergelijking in deze zin?

1. Ja
2. Nee

Signaalwoorden en verwijswoorden zijn hetzelfde.

1. waar
2. niet waar

Wat betekent 'tenminste'?

1. in elk geval
2. opmerkelijk verschijnsel
3. de uitkomst, het resultaat
4. iemand die iets maakt of een fabriek heeft waar iets gemaakt wordt

Wat betekent 'doorgronden'?

1. stuk ijzer dat alles aantrekt wat van ijzer is
2. helemaal begrijpen
3. na elkaar komend, in een bepaalde volgorde
4. bepaalde regel die in letters en cijfers weergegeven wordt

Wat betekent 'wegens'?

1. meedoen aan een geheime afspraak
2. iemand die/iets dat weerloos is, kan zich niet verdedigen
3. in elk geval
4. omdat er iets is, door, vanwege