ZV semester 1 week 1 AFP

1 / 27
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is de inhoud van deze leerlijn?
- verzorgende en verpleegtechnische handelingen
- anatomie, fysiologie en pathologie
- verschillende doelgroepen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Cumlaude
Studieprogramma Zorgprofessional
ZV semesterwijzer 1 BOL

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Anatomie, fysiologie, pathologie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
- Wat betekent anatomie, fysiologie, pathologie?
- termen in anatomie/fysiologie
- cellen, weefsels, organen, orgaanstelsels

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Anatomie: bouw menselijk lichaam
Fysiologie: werking menselijk lichaam

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Plaatsaanduidingen
Vanuit de persoon zelf kijken

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vlakken of doorsneden

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Wervelkolom ligt dorsaal van het borstbeen

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De verdeling van boven naar onder: richting schedel of richting stuit

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Richtingen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Handige weetjes

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Opbouw van het lichaam

Slide 17 - Slide

Cellen van gelijke soort vormen samen weefsels. Verschillende weefsels samen vormen organen, die op hun beurt samenwerken in een orgaanstelsel. Als je op deze wijze naar de bouw van het lichaam kijkt, dan kun je het lichaam indelen in verschillende niveaus
Oefeningen
timer
10:00

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Cellen
- kleinste eenheid van leven in lichaam
- triljoenen cellen
- vorm/grootte/functie: 200


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Kenmerken van leven
stofwisseling: proces van afbraak/opbouw;

groei;
prikkelontvangst en -verwerking;
aanpassingsvermogen;
beweging;
voortplanting.




Slide 20 - Slide

Stofwisseling: het geheel van chemische processen die nodig zijn voor de functie, energiebehoefte, opbouw en het voortbestaan van een organisme en zijn cellen (afbraak b.v. darmen, opbouw b.v. eiwitten die vormen)

Bestaande cellen groter, nieuwe cellen vormen zich

Alle lichaamscellen hebben de taak om zichzelf in leven te houden en te vervangen, dat is de eerste overeenkomst. Daarnaast specialiseren lichaamscellen zich om een specifieke taak uit te voeren, zoals de taak om prikkels op te vangen
Cel

Slide 21 - Slide

Het membraan is een dun, doorlaatbaar vlies, gebouwd om bepaalde stoffen goed te laten passeren. Het celmembraan is dus selectief doorlatend (semipermeabel). Niet alle stoffen kunnen erdoorheen. Stoffen die van buiten naar binnen worden getransporteerd, zijn stoffen die de cel nodig heeft om te kunnen functioneren, zoals voedingsstoffen en zuurstof. Deze stoffen worden opgenomen uit het weefselvocht waardoor alle cellen worden omgeven. Daarnaast kunnen stoffen worden afgevoerd die niet meer nodig zijn: de afbraakproducten. De stoffen worden doorgelaten via buisvormige openingen.

Het cytoplasma kun je zien als 'de werkplaats' van een cel. Het bestaat voor het grootste deel uit water (70 tot 80%). Het overige deel bevat stoffen als eiwitten, vetten, suikers en zouten. Tussen deze stoffen vinden veel chemische reacties plaats. Dit is de stofwisseling van de cel. Om de stofwisseling te ondersteunen, bevinden zich in het cytoplasma kleine orgaantjes. Dit zijn de organellen. Ieder organel heeft zijn eigen specifieke taak in de werkplaats van de cel. Het grootste organel is de celkern. 
Weefsels
- Cellen die gelijk van soort zijn en tegelijkertijd dezelfde functie hebben, vormen weefsels
- dek-, bind-, spier- en zenuwweefsel

Slide 22 - Slide

Het weefseltype dat de functie heeft om het lichaam en de holten van het lichaam te bekleden, heet dekweefsel. Het weefseltype dat andere weefsels verbindt, steunt en beschermt, heet bindweefsel. Het weefseltype dat het lichaam doet bewegen, heet spierweefsel. Het weefsel dat ervoor zorgt dat de verschillende onderdelen van het lichaam met elkaar kunnen communiceren, heet zenuwweefsel.
Noem de organen

Slide 23 - Mind map

This item has no instructions

Organen
Een orgaan is een duidelijk te onderscheiden deel van het lichaam, dat een bepaalde, specifieke taak uitvoert. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Orgaanstelsels

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions

Orgaanstelsel
Organen die geordend en volgens een vast patroon met elkaar samenwerken:
  • ademhalingsstelsel;
  • spijsverteringsstelsel;
  • beenderstelsel;
  • hart- en bloedvatstelsel;
  • hormoonstelsel;
  • huid, haar en nagels;
  • afweerstelsel;
  • lymfestelsel;
  • spierstelsel;
  • uitscheidingsstelsel;
  • voortplantingsstelsel;
  • zenuwstelsel;
  • zintuigstelsel.











Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Voor volgende week
Lees uit Anatomie niveau 3: module 2

Cellen / Weefsels en organen 

Persoonlijke basiszorg niveau 4: 1.1 Bouw en functie van huid, slijmvliezen en gebit







Slide 27 - Slide

This item has no instructions