21-22 / Par. 4.5

Goederenstroom en voorraadbeheer
Klas 1hvsb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Verkoopspecialist
Docent: mevrouw Jansen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
RetailMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

Goederenstroom en voorraadbeheer
Klas 1hvsb
Schooljaar 2021-2022
Opleiding Verkoopspecialist
Docent: mevrouw Jansen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Inhoud les
  • Uitleg par. 4.5  Gemiddelde voorraad
  • Aan de slag

Slide 4 - Slide

Lesdoelen:

  • Je leert hoe je de gemiddelde
      voorraad moet uitrekenen bij
      twee voorraadmetingen 

  • Je leert hoe je de gemiddelde
      voorraad moet uitrekenen bij
      meerdere metingen
      


Slide 5 - Slide

H4 - Voorraad 
Het is voor een winkelier belangrijk om te weten hoe groot zijn voorraad is. Waarom?



Slide 6 - Slide

Antwoord
  • Voorraad neemt veel ruimte in (en veel ruimte kost ook weer geld).
  • Maar een winkelier wil ook geen ‘nee’ verkopen aan zijn/haar klanten.
  • Teleurstellingen zoals ‘nee’ verkoop kun je voorkomen door goed voorraadbeheer.
  • Door bijvoorbeeld inzicht te hebben in je voorraadkosten.
  • Hier gaat H4 over en een deel hebben we in de afgelopen lessen behandeld.
  • Deze les gaan we oefenen hoe je de gemiddelde voorraad moet berekenen.

Slide 7 - Slide

Gemiddelde voorraad (par. 4.5)
  • In een winkel kan de voorraad per dag verschillen.
  • Als er producten zijn verkocht dan neemt de voorraad af.
  • Als er nieuwe producten zijn geleverd dan neemt de voorraad toe.
  • Voor veel berekeningen wordt gerekend met de gemiddelde voorraad.

Slide 8 - Slide

Berekenen gemiddelde voorraad
  • In aantal stuks (dus een sportwinkel heeft bijvoorbeeld gemiddeld 15
     voetballen op voorraad liggen)
  • In een geldbedrag (die gemiddelde voorraad van die 15 voetballen heeft
     bijvoorbeeld een (inkoop)waarde van € 150)

Slide 9 - Slide

Begin- en eindvoorraad
  • Als je de gemiddelde voorraad voor een periode wilt berekenen, dan
     moet je daarvoor weten wat de voorraad aan het begin van de periode
     was en wat de voorraad aan het eind van de periode was.
  • Deze voorraden noem je de beginvoorraad en de eindvoorraad

Slide 10 - Slide

Vraag
Hoe kun je vaststellen wat de voorraad van je winkel op een bepaald moment is?

Slide 11 - Slide

Antwoord
Door een inventarisatie te doen van alle artikelen die in voorraad liggen (je gaat alles tellen). Dit noem je een integrale inventarisatie. 

Slide 12 - Slide

Twee manieren om de gemiddelde voorraad uit te rekenen

Slide 13 - Slide

Manier 1:  met twee meetmomenten
  • Je kunt de gemiddelde voorraad berekenen aan de hand van twee meetmomenten in een
     periode (meestal een maand, kwartaal of een jaar)
  • Je meet dan bijvoorbeeld op 1 januari wat je gemiddelde voorraad is (beginvoorraad) en
     weer aan het eind van het jaar op 31 december (eindvoorraad)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Een voorbeeld
  • De waarde van de voorraad van een sportwinkel is op 1 januari € 25.500
  • De waarde van de voorraad op 31 december is € 23.850
  • De gemiddelde waarde van de voorraad is
     € 25.500 + € 23.850 = € 49.350 / 2 = € 24.675

Slide 16 - Slide

Op 1 januari is de waarde van de voorraad € 15.800. Op 31 december is de waarde van de voorraad € 14.200. Wat is de waarde van de gemiddelde voorraad?

Slide 17 - Open question

Uitwerking vraag
€ 15.800 + € 14.200 = € 30.000 : 2 = € 15.000 

Slide 18 - Slide

Manier 2:  met meerdere meetmomenten
  • De meeste ondernemers bepalen hun voorraad vaker per jaar en hebben dus niet twee,
      maar meer meetmomenten van de voorraad in een periode.
  • Dit noem je tussenvoorraden.
  • Als je nu de gemiddelde voorraad wilt berekenen, dan gebruik je alle voorraadaantallen die
     beschikbaar zijn (dus de beginvoorraad, de tussenvoorraden en de eindvoorraad).

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Oefenvraag: bereken de gemiddelde voorraad

1 jan.      € 50.000
1 april    € 60.000
1 juli       € 80.000
1 dec.    € 30.000

Slide 21 - Slide

Uitwerking oefenvraag
1/1        € 50.000 x 0,5 = € 25.000
1/4       € 60.000 x 1      = € 60.000
1/7       € 80.000 x 1      = € 80.000
1/12     € 30.000 x 0,5  = € 15.000
                                                ___________ +
                                                € 180.000   :  3   =  € 60.000

Slide 22 - Slide

Oefenvraag
Bereken de gemiddelde voorraad met de volgende voorraadaantallen van een artikel:
1 januari            : 34 stuks
1 april                 : 30 stuks
1 juli                    : 40 stuks
1 oktober          : 28 stuks
31 december  : 22 stuks

Slide 23 - Slide

Uitwerking vraag
1 januari :                          34 stuks   x 0,5  = 17
1 april :                               30 stuks    x  1     = 30
1 juli :                                  40 stuks    x  1     = 40
1 oktober :                        28 stuks    x  1     = 28
31 december :                22 stuks    x 0,5 =  11
                                                                                 ______ +
                                                                                  126    :   4   = 31,5    (gemiddelde voorraad is 31,5 stuks)

Slide 24 - Slide

Aan de slag
Maken uit je boek par. 4.5 opdracht 20 t/m 25

Slide 25 - Slide