1V - bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord
Brugge is een mooie stad.

In deze zin is mooie een bijvoeglijk naamwoord (bn). Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie zegt iets over stad.


1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bijvoeglijk naamwoord
Brugge is een mooie stad.

In deze zin is mooie een bijvoeglijk naamwoord (bn). Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord: mooie zegt iets over stad.


Slide 1 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord (st.bn) zegt van welke stof iets gemaakt is:

Een zilveren kettingen
Een wollen vest.


Slide 2 - Slide

Rijtje 1
Rijtje 2
Gouden
Bijzondere
Kartonnen
Stoute
Grandioze 
Houten
Mooie
Plastic
Rode
Metalen

Slide 3 - Drag question

Lesdoel
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

- Aan het einde van de les kun je het bijvoeglijk naamwoord vinden in de zin.

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
- vertelt iets over een zelfstandig naamwoord
- Kan voor of achter het znw staan.


Een stoere filmster
Het doosje is blauw.


Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- zegt van welke stof iets (znw) gemaakt is.


Een gouden horloge
De plastic tas

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

- kan een korte vorm (zonder -e) of lange vorm hebben (met een -e)
knap - knappe



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
- heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en
koperen, houten

- maar niet altijd!
aluminium, plastic, suède, fleece


Slide 6 - Slide

Vul in:
Het .... meisje (aardig)

Slide 7 - Open question

Vul in:
Een .... meisje (aardig)

Slide 8 - Open question

Bij een het-woord waar 'het' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 9 - Quiz

Bij een het-woord waar 'een' voor staat gebruik je de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 10 - Quiz

Vul in:
De .... basketballer (lang)

Slide 11 - Open question

Vul in:
Een .... basketballer (lang)

Slide 12 - Open question

Bij een de-woord gebruik je altijd de:
A
korte vorm
B
lange vorm

Slide 13 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord


- kent de 'trappen van vergelijking'

stellende trap: knap
vergrotende trap: knapper
overtreffende trap: knapst



Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kent niet de trappen van vergelijking


Slide 14 - Slide

De leerlingen van Bruggertstraat zijn leergierig.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 15 - Quiz

De jongens uit klas 1 zijn het leergierigst.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 16 - Quiz

De meiden uit klas 1 zijn leergieriger dan de jongens.
A
stellende trap
B
vergrotende trap
C
overtreffende trap

Slide 17 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord


- kan gemaakt zijn van een werkwoord.

De gebroken kom




Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

- kan niet gemaakt zijn van een werkwoord.

Het aluminium tennisracket


Slide 18 - Slide

Gebakken broden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 19 - Quiz

Linnen broeken
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 20 - Quiz

Gevlochten haren
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 21 - Quiz

Strooien hoeden
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 22 - Quiz

Gevouwen lakens
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord gemaakt van een werkwoord

Slide 23 - Quiz