Paragraaf 3: Geluidssterkte

Hoofdstuk 6: Geluid
Paragraaf 3: Geluidssterkte
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 6: Geluid
Paragraaf 3: Geluidssterkte

Slide 1 - Slide

Na deze les..
  • weet je wat de geluidssterkte en de amplitude van een trilling is.
  • kun je uitleggen wat de amplitude en de geluidssterkte met elkaar te maken hebben.
  • weet je wat de gehoordrempel en de pijngrens van geluid zijn en kun je deze aflezen uit een diagram.
  • kun je het verschil uitleggen tussen dB en dB(A).
  • kun je aangeven hoe de geluidssterkte verandert als het aantal geluidsbronnen verandert.
  • kun je aangeven hoe de geluidssterkte verandert als de afstand tot de geluidsbron verandert. (VE)

Slide 2 - Slide

Amplitude
In de vorige paragraaf hebben we gekeken naar hoog en laag geluid (het aantal trillingen per seconde). In deze paragraaf kijken we naar hard en zacht geluid. Dat kun je zien aan de amplitude van de trilling. Dat is de afstand vanaf het midden van de trilling naar het hoogste punt. Dat is het pijltje in het beeld hiernaast:

Slide 3 - Slide

Frequentie en amplitude
Hieronder zie je een hoge (boven) en een lage toon (onder). Het aantal trillingen (de frequentie) verandert, maar de trillingen zijn boven en onder wel even hoog.
Hieronder zie je drie tonen die steeds wat harder worden. Rood  is het zachtst, blauw is het hardst. De golven zijn steeds hoger (de amplitude), maar er zijn wel evenveel trillingen

Slide 4 - Slide

Geluidssterkte meten
De geluidssterkte kun je meten in het aantal decibel, afgekort dB. Je kunt dit meten met een decibelmeter (dB-meter). Wil je dit zelf eens proberen? Dat kan via deze website (klik hier)

dB-meters houden altijd rekening met het menselijk gehoor. Voor ons klinkt namelijk niet elke toonhoogte even hard. Daar houdt de dB-meter rekening mee. We noemen dit de dB(A)-schaal.

Slide 5 - Slide

Hoe hard is dat eigenlijk?
Op het plaatje hieronder kun je zien hoe hard een aantal soorten geluid zijn. Hierbij zijn twee grenzen. De onderste grens is de gehoordrempel. Dat is het zachtste geluid wat je kunt horen. De bovenste grens is de pijngrens. Dan is het geluid zo hard dat het pijn doet aan je oren.

Slide 6 - Slide

Gehoordrempel en pijngrens
De gehoordrempel en pijngrens zijn niet voor elke frequentie hetzelfde. Dat kun je zien in de grafiek hieronder:

Slide 7 - Slide

Rekenen met decibel (1)
De decibel-schaal verloopt een beetje bijzonder. Dat komt door de berekening die erachter zit. Die hoef je (nog) niet te kennen. 
De regel is dat elke keer als het geluid 2 keer zo hard wordt, dat er 3 dB bij komt. Een voorbeeld:

Thea zit thuis te videobellen met haar klasgenoot. Ze praat daarbij op een normaal geluidsniveau. Dat is 50 dB. Moeder klaagt dat ze dat ergens anders moet doen, want als alle 8 kinderen van het gezin dat doen wordt het veel te veel.

Slide 8 - Slide

Rekenen met decibel (2)
1 persoon die praat is dus 50 dB, hoeveel is dat bij 8 personen?

                                   1 persoon   =   50 dB
                                   2 personen =   53 dB
                                   4 personen =   56 dB
                                   8 personen =   59 dB

Deze berekening is het makkelijkst als je dit zoals hierboven uitschrijft. Dat mag je dus ook doen, geen formules nodig.

Slide 9 - Slide

VE: Puntvormige geluidsbronnen en lineaire geluidsbronnen

De regel van de vorige pagina geldt ook voor de afstand tot lineaire geluidsbronnen. Dat zijn bronnen die over 1 lijn overal ongeveer hetzelfde geluid afgeven, bijvoorbeeld een snelweg. Als je 2 keer verder weg staat, hoor je het geluid 3 dB zachter.

Bij een puntvormige geluidsbron geldt dat bij een verdubbeling van de afstand het geluid afneemt met 6 dB.

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
Lees de tekst van paragraaf 3 nog een keer goed door

HV: Maak opdracht 1 t/m 10 via de website.
VE: Maak opdracht 1 t/m 8 via de website. 

Slide 11 - Slide

Opgaven bespreken

Slide 12 - Slide

Opgave 3 / Opgave 2

Slide 13 - Slide

Opgave 4a

Slide 14 - Slide

Opgave 8 / Opgave 4

b
1000
2000
4000
8000
16000
32000
64000
128000

Slide 15 - Slide

Opgave 9

Slide 16 - Slide

Opgave 10 / Opgave 5
b




1                                   64
2                                   128
4
8
16
32

Slide 17 - Slide

Opgave 7

Slide 18 - Slide

Afronden paragraaf 6.3: Leerdoelencheck

Slide 19 - Slide

Wat bedoelen we met de amplitude van een trilling?

Slide 20 - Open question

Als de amplitude groter wordt, dan wordt het geluid..
A
hoger
B
lager
C
harder
D
zachter

Slide 21 - Quiz

Wat bedoelen we met de pijngrens van het geluid?

Slide 22 - Open question

De frequentie is 100 Hz. Wat is de gehoordrempel bij deze frequentie?

Slide 23 - Open question

Een toon heeft een frequentie van 200 Hz en een geluidssterkte van 20 dB. Kun je deze toon horen?

Slide 24 - Open question

Wat betekent de (A) in dB(A)-schaal?

Slide 25 - Open question

Je hebt een luidspreker met een geluidssterkte van 85 dB. Wat is de geluidssterkte van 8 van deze luidsprekers samen?

Slide 26 - Open question

Je staat op 10 meter afstand van een luidspreker. Je meet dan een geluidssterkte van 88 dB.
Welke geluidssterkte zou je meten op 40 meter afstand?

Slide 27 - Open question