BGER1 - Les 6

BGER1 - Les 6
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Beroepenorientatie MZMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

BGER1 - Les 6

Slide 1 - Slide

Programma
  • Communicatie afstemmen op de cliënt
  • Leerdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
• Je kunt op verschillende manieren je communicatie afstemmen op de cliënt.
• Je kunt het begrip totale communicatie uitleggen.

Slide 3 - Slide

In contact met de cliënt
Elke cliënt heeft een ondersteuningsplan, waarin gewerkt wordt aan doelen. De doelen zijn vastgesteld in overleg met de cliënt en/of verwanten. Maar voordat je daarmee aan de slag kunt, zul je in contact moeten komen met de cliënt.

Slide 4 - Slide

Top 10
Je wilt wat vertellen aan een vriendin, maar zij zit steeds op haar smartphone te kijken, ze knikt op de verkeerde momenten en ze zegt ja wanneer het nee moet zijn en andersom. Zo wil je toch niet met elkaar omgaan? 


Wat zijn jouw grootste ergernissen in het contact met anderen? Maak een top tien van de grootste communicatie-ergernissen.

Slide 5 - Slide

Stelling

Als iemand iets tegen je zegt, maar je kunt het niet goed verstaan, omdat de radio nogal hard staat, dan kun je de radio zachter zetten. Het wordt lastiger als een cliënt je wilt vertellen dat zijn sokken afgezakt zijn en niet lekker zitten, maar het niet kan vertellen.
Ben je pas een goede begeleider als je altijd weet wat je cliënt bedoelt? Of kun je goede begeleiding bieden ook als een cliënt niet kan praten bijvoorbeeld?
De stelling luidt: Pas als je een cliënt begrijpt, kun je goede begeleiding bieden.

Slide 6 - Slide

Opdracht
In tweetallen:
  • In welke situaties wordt het lastig om de cliënt echt te begrijpen? Noem drie voorbeelden.

  • Wat zou je doen in die situaties om toch zo goed mogelijke zorg te verlenen?

Slide 7 - Slide

Eerste contact
Tips voor het maken van het eerste contact:

  • Begroet de cliënt.
  • Noem je naam en vertel wat je komt doen.
  • Wees geduldig en wacht op reactie.
  • Wacht op instemming en medewerking.

Slide 8 - Slide

Schakeltijd
Ondersteunende communicatie kan helpen om duidelijk te maken wat je bedoelt. Denk bijvoorbeeld aan een washand en zeep die je laat zien aan de cliënt om duidelijk te maken dat je komt helpen bij het douchen. 

Je kunt de cliënt ook schakeltijd geven, hiermee wordt de tijd om de informatie te verwerken bedoeld, door vast spullen klaar te leggen. Als alles klaarligt, kan het zijn dat de cliënt weet wat de bedoeling is en meewerkt.

Slide 9 - Slide

Contact bij emoties of weerstand
Niet elke cliënt werkt gelijk mee. Soms wordt de boodschap niet begrepen. Door de boodschap te herhalen, check je of je boodschap is overgekomen. Maar een cliënt kan ook bijvoorbeeld boos of verdrietig zijn. Als begeleider kun je dat niet negeren. 

Observeer de cliënt goed en probeer erachter te komen wat er aan de hand is.

Slide 10 - Slide

Contact bij emoties of weerstand
Tips voor het maken van contact bij emoties of weerstand:

  • Benoem wat je ziet en hoort.
  • Geef woorden aan gevoel (ga in op de non-verbale communicatie).
  • Praat even over iets anders (aandacht afleiden).
  • Stel een open vraag.
  • Volg het tempo van de cliënt.
  • Sta stil bij jezelf (hoe zit jij erbij, ben je gehaast of heb je de tijd).

Slide 11 - Slide

Ondersteunende communicatie
Het is lastig als iemand problemen ervaart in zien, horen, of een ziekte heeft waardoor een cliënt niet begrijpt wat je zegt. Ook het niet (goed) spreken en verstaan van de Nederlandse taal, kan problemen geven in de communicatie. 

Om goed te communiceren is het belangrijk dat je niet alleen gesproken taal gebruikt, maar ook let op je mimiek en houding. Ondersteun zo nodig je gesproken taal met gebarentaal, pictogrammen, verwijzers of gebruik andere hulpmiddelen.

Slide 12 - Slide

Totale communicatie
Als je naast je gesproken taal andere middelen toepast in je communicatie, spreek je van totale communicatie. Door gebruik te maken van totale communicatie breng je je informatie op meerdere manieren over, waardoor het beter en sneller wordt opgepakt en dus ook beter en sneller begrepen door de cliënt.

Slide 13 - Slide

Communicatievormen

Gebaren: bewegingen van handen, mimiek, lichaam om te communiceren of communicatie te ondersteunen.

Pictogrammen: afbeeldingen om iets aan te geven of te verduidelijken.

Voelsymbolen: kleine voorwerpen die je door te voelen herkent en die gekoppeld zijn aan een bepaalde actie of situatie.

Verwijzers: voorwerpen die verwijzen naar een situatie of actie.

Slide 14 - Slide

Eenvoudige communicatiehulpmiddelen

Planbord met pictogrammen (dag- of weekplanner waarop de volgorde van de taken of acties zichtbaar zijn met afbeeldingen).

Spraakknoppen (een drukknop waarmee een boodschap afgeluisterd kan worden, bijvoorbeeld een tijdknop die de tijd aangeeft).

Spraakcomputers (onder elke aparte knop van de computer of tablet zit een vraag, zin of woord).
Loep: vergrootglas.

Hoorapparaten: hulpmiddel om geluid te versterken wat in het oor gedragen wordt).
Spraakversterkers: apparaat dat helpt om volume te maken met je stem).

Slide 15 - Slide

Aan de slag!

Communicatie en gedrag
5. Communicatie afstemmen op ontvangen
Verwerkingsopdracht 4 Weten en begrijpen
Opdracht 2, 3 en 4 

Slide 16 - Slide