05. H5 par 5 lenen en betalen

H5 Rondkomen
5.5: lenen en betalen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H5 Rondkomen
5.5: lenen en betalen

Slide 1 - Slide

Vandaag
Huiswerk bespreken
BKT: Hoofdstuk 5 paragraaf 5
Vragen beantwoorden
Huiswerk

Slide 2 - Slide

Huiswerk
B: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 4
KT: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 4

= Vraag om te resetten 
of vraag om hulp!



Slide 3 - Slide

Doel 5.5:
  • BKT: Ik kan uitleggen wat lenen is.
  • BKT: Ik kan uitleggen wat de voordelen en nadelen van geld lenen zijn.
  • Ik kan de rente die ik betaal uitrekenen
  • Ik weet hoe ik budgetten moet aanpassen als ik geld leen

Slide 4 - Slide

Financiering
= De manier waarop geld beschikbaar komt voor een aankoop.

Financieren =
  • ergens geld vandaan halen
  • ervoor zorgen dat je het benodigde geld hebt

Slide 5 - Slide

Lenen

Waarom geld lenen?

  1. Nu iets kopen
  2. Onverwachts dringend geld nodig

Nadelen 

1. Je moet de lening terugbetalen
2. Je moet rente betalen?

  • Zou jij zelf geld lenen, waarom wel of niet?


Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Geld lenen
Lenen
Lenen:
geld gebruiken van een ander
  • Je betaalt hiervoor een vergoeding (rente)
  • Geleend geld = SCHULD
  • Schuld terugbetalen = aflossen
  • Let op! Lenen is duurder dan zelf geld sparen

Slide 8 - Slide

Hypotheek

Een lening met een huis als onderpand.

Slide 9 - Slide

Kosten van een lening
Terugbetalen van een lening doe je in termijnen:

  1. Aflossing (het leenbedrag)
  2. Rente (de vergoeding)

Slide 10 - Slide

Looptijd en termijnbedrag
  • Looptijd: de tijd tussen het afsluiten van de lening en het volledig afgelost hebben van de lening.
  • Termijnbedrag: het bedrag dat je maandelijks moet terugbetalen, dus aflossing + rente.

Slide 11 - Slide

Verschillen in rente/looptijd
  • Per instelling kan de rente verschillen.
  • Daarom moet je goed kijken naar het rentepercentage en ook naar de termijn. 
  • Ook de looptijd is belangrijk. 
  • Bij een langere looptijd leen je langer, het termijnbedrag is dan vaak wel lager.
  • Maar: hoe langer je leent, hoe meer rente je betaald. 

Slide 12 - Slide

Opdracht
Je leent voor een nieuwe auto € 15000,-. 
Je betaalt deze in 36 maanden terug. Het maandtermijn is € 484,-.
Wat zijn de rentekosten van deze lening?

Slide 13 - Slide

Uitwerking
Je betaalt 36 maanden lang 
€ 484,- per maand terug.
Je betaalt dus 36 x € 484,- = 
€ 17424,-.
De rentekosten van deze lening is dus 
€ 17424,- - € 15000,- = € 2424,-

Slide 14 - Slide

Waarom?

Betaal je € 2424,- meer 
dan de lening kost?


Slide 15 - Slide

Antwoord

Je betaalt rente omdat de bank ook geld wil verdienen
en de bank loopt risico, want misschien betaal je de lening niet terug of te laat...

Slide 16 - Slide





Je leent €2000 en het heeft een looptijd van 24 maanden.
Wat zijn de kredietkosten?
Lening in euro’s
12 maanden
24 maanden
36 maanden
1.000
€100
€50
€28
2.000
€200
€115
€70
4.000
€380
€215
€123

Slide 17 - Slide


Je leent €4000 en het heeft een looptijd van 36 maanden. Wat zijn de kredietkosten?

Slide 18 - Open question

Als je leent moet je je budget aanpassen.


Waarom en welke?

Slide 19 - Slide

Antwoord
De vaste lasten gaan omhoog 
door de rente en aflossing.

Slide 20 - Slide


Antwoord lesdoel(en)

Slide 21 - Open question

B: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 1-5
KT: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 1-5




= Vraag om te resetten of vraag om hulp!
11 maart: Toets hoofdstuk 5
Huiswerk 4 maart

Slide 22 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 23 - Slide