le futur proche et le futur simple

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Bonjour 

Aujourd'hui c'est le

....................................

Comment ça va ?

ça va super! J'ai 

la pêche!

je suis en pleine forme!

je suis amoureux(se)

je suis fatigué(e)

je suis crevé(e)

je suis KO 

ça ne va pas du tout!

ça va comme-ci comme ça

Quel temps fait-il

 aujourd'hui?

Grammaire:

Futur proche & futur simple

Objectifs:

Reconnaître les formes du futur proche et simple

Traduire ces formes

Conjuguer les verbes réguliers au futur proche et au futur simple

le futur proche

gaan + heel werkwoord

le futur (simple)

zullen + heel werkwoord

1. onderwerp

2.vorm van "aller"

3. het hele werkwoord

1. onderwerp

2. het hele werkwoord        +  uitgangen

Schrijf het werkwoord " aller "  nu op:

onder elkaar

Le futur proche:

zij gaat slapen

Schrijf de uitgangen van " le futur (simple)"  nu op:

onder elkaar

Le futur (simple):

zij zal vertrekken

Le futur proche:

wij gaan zoeken

Le futur (simple):

wij zullen overstappen

Le futur proche:

zij gaan missen

Le futur (simple):

zij zullen dansen

Le futur (simple):

jullie zullen organiseren

Le futur (simple):

 jullie zullen kijken

Le futur (simple):

hij zal zijn

Le futur (simple):

u zult hebben

Le futur (simple):

we zullen zien

Une chanson

Écoutez et notez les formes du futur

Je serai..........

Oefenen:

Klik door op de link op de volgende dia

le futur (simple)  

70% is een voldoende!

être / aller / avoir / pouvoir / vouloir /  faire / voir 

Nu zelf gaan oefenen!

Verbuga

Nu zelf gaan oefenen!

Huiswerk (zie blad)