poster 8

woorden
omvang
afleggen
hoogstens
sociaal
vanzelfsprekend
contact
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

woorden
omvang
afleggen
hoogstens
sociaal
vanzelfsprekend
contact

Slide 1 - Slide

de omvang = hoe groot het is
Die tent heeft een enorme omvang. Er passen gemakkelijk 50 mensen in.

De omvang van de aardbeving is groter dan gedacht. Er zijn meer dan 100 doden.
Door de omvang van de beving werd er veel schade aangericht.

Slide 2 - Slide

afleggen = tot het einde volgen
Tijdens onze schoolreis legden we een lange weg te voet af. Aan het einde stond onze juf met eten en drinken.

We moeten een afstand van 180 kilometer afleggen om met de auto van Utrecht naar Groningen te rijden.

Om de tocht helemaal af te leggen moesten we wel doorzetten en niet opgeven.

Slide 3 - Slide

hoogstens = maximaal
Het is nu 17:00 uur. Peter blijft hoogstens een uur weg. Hij moet om 18:00 uur thuis zijn.

We krijgen van de juf hoogstens 20 minuten om het werk af te maken. En geen minuut meer.
Dit is een hoog gebouw. Nog niet het hoogste gebouw. Er zijn hoogstens 100 van deze hoge gebouwen in de wereld.

Slide 4 - Slide

sociaal = heeft te maken met de mensen om je heen
De moeder van Shania doet sociaal werk. Ze helpt andere mensen.

In Nederland krijgen mensen die geen werk hebben een uitkering van de Sociale  Dienst.
Een verpleegkundige is een sociaal beroep.

Slide 5 - Slide

vanzelfsprekend = logisch
Mijn moeder zegt: 'het is vanzelfsprekend dat ik je met de auto breng, want het regent heel hard.'

In Nederland is het vanzelfsprekend dat kinderen vanaf 4 jaar naar school gaan.

Slide 6 - Slide

het contact = met elkaar praten of samen dingen doen
San heeft bijna geen contact meer met Peggy. Daardoor zien ze elkaar bijna nooit meer.

De meester zegt tegen Roula: ''Vraag je ouders om contact met mij op te nemen. Ik ben de hele dag op school te bereiken.'

Slide 7 - Slide

De aardbeving veroorzaakte veel schade. De omvang is groter dan gedacht. Wat betekent omvang?
A
hoe klein het is
B
hoe groot het is
C
hoeveel mensen erbij zijn
D
hoeveel gebouwen ingestort zijn

Slide 8 - Quiz

We hebben de wandeltocht helemaal afgelegd en nu zijn we moe. Wat betekent afleggen?
A
tot je moe bent
B
tot je mag stoppen
C
tot je tevreden bent
D
tot het einde volgen

Slide 9 - Quiz

Mama blijft hoogstens een half uurtje bij oma op bezoek
A
maximaal
B
minimaal
C
de hoogste tijd
D
twee hoog

Slide 10 - Quiz

Een verpleegkundige heeft een sociaal beroep. Is dat waar?
A
ja
B
nee
C
soms
D
weet ik niet

Slide 11 - Quiz

Het is fijn om een goed ................... met elkaar te hebben. Dan praat je met elkaar of doe je dingen samen.
A
gesprek
B
jaar
C
contact
D
huis

Slide 12 - Quiz

Het is .................................. dat ik je naar huis breng, want het regent heel hard.
A
onduidelijk
B
vanzelfsprekend
C
éénmalig
D
onaardig

Slide 13 - Quiz