4.2 nw - Waar kun je werken?

4.2 Waar kun je werken
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.2 Waar kun je werken

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Na deze les weet je: 
  • het verschil tussen een vaste en een flexibele baan
  • verschillen tussen werken als zelfstandige en werken in loondienst
  • de kenmerken van een eenmanszaak en een vof
  • de kenmerken van een bv en een nv
  • wat een stichting is

Slide 2 - Slide

Heb je zekerheid?
Vaste baan
  • arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
  • ontslagbescherming
  • veel zekerheid

Flexibele baan
  • arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd = tijdelijke baan
  • werk als oproepkracht of werk via uitzendbureau
  • weinig zekerheid

Slide 3 - Slide

Eigen baas
Zelfstandig ondernemer verdient inkomen met eigen bedrijf.

Voordelen:
  • Alle inkomsten voor jouzelf
  • Zelf bepalen wat je doet, wanneer je werkt, hoe hard je werkt

Slide 4 - Slide

Eigen baas
Risico’s:
  • Te weinig opdrachten --> minder werk en minder inkomen
  • Te veel concurrentie --> te lage prijzen om winst te maken
  • Geen bescherming door werknemersverzekeringen (WW, WIA)

Slide 5 - Slide

ZZP-er
  • Ook zzp’ers hebben vaak weinig zekerheid.

  • Zzp’ers: soms schijnzelfstandigheid:
als ‘zelfstandige’ toch volledig afhankelijk van opdrachtgevers (bijvoorbeeld: pakketbezorgers, maaltijdbezorgers).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
  • één eigenaar
  • kan wel personeel in dienst hebben
 

Vennootschap onder firma (vof)
  • twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten):
  • taakverdeling
  • samen meer investeren
  • winst verdelen

  • betalen eigenaars over de winst inkomstenbelasting.
  • zijn eigenaars ook met privévermogen aansprakelijk voor schulden van de zaak.

Slide 8 - Slide

Ondernemingsvormen
Besloten vennootschap (bv)
  • één of meer aandeelhouders
  • aandelen niet vrij te verhandelen

Naamloze vennootschap (nv)
  • iedereen kan aandelen kopen
  • aandelen worden op de effectenbeurs verhandeld

Eigenaren zijn de aandeelhouders.
Zij lopen alleen met hun aandeel risico.
Bv en nv betalen over de winst vennootschapsbelasting.
Aandeelhouders behalen rendement door dividend (winstuitkering) of stijging van de aandelenkoers.
 

Slide 9 - Slide

Ondernemingsvormen samengevat
Eigenaar?
Privé aansprakelijk?
Eenmanszak
1 eigenaar
Ja
VOF
2 of meer eigenaren
Ja 
NV
(Onbekende) Aandeelhouders
Nee
BV
Aandeelhouders
Nee

Slide 10 - Slide

Stichting
Opgericht voor een bepaald doel.
Bijvoorbeeld:
  • SIRE: ideële reclame verzorgen,
  • Stichting Beter Leven: opkomen voor dierenwelzijn

Slide 11 - Slide

Stichting
Winst behalen mag geen doel zijn.
Eventuele winst is voor de stichting zelf.
Inkomsten:
  • subsidie, donaties
  • eigen inkomsten zoals: entreegeld, sponsorgeld

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Als er een einddatum in je arbeidscontract staat dan heb je een..
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
C
Flexibele baan
D
Deeltijdbaan

Slide 14 - Quiz

Wat is een flexibele baan?
A
Een baan waarin ik mijn eigen werktijd mag indelen
B
Een baan waarin ik moet werken als de baas me oproept.
C
het weekend of doordeweeks moet werken
D
Een baan waarvoor ik niet betaald krijg

Slide 15 - Quiz

Waar heb je als ZZP'er geen recht op en als werknemer in loondienst wel?
A
Salaris
B
Vakantiegeld
C
ww-uitkering
D
Vakantiedagen

Slide 16 - Quiz

Juist of onjuist?
Een zzp-er = eenmanszaak.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Bij deze ondernemingsvorm is er één eigenaar, maar kan er wel personeel worden aangenomen.
A
ZZP'er
B
Eenmanszaak
C
BV
D
NV

Slide 18 - Quiz

Wie zijn er aansprakelijk voor de schulden bij een VOF?
A
Een van de eigenaren
B
Degene die de schulden maakt
C
De aandeelhouders
D
Alle eigenaren

Slide 19 - Quiz

Wat is een VOF?
A
meerdere ondernemers samen 1 bedrijf
B
veel aandelen
C
1 bedrijf met 1 eigenaar
D
niet hoofdelijk aansprakelijk

Slide 20 - Quiz

Wat kan een voordeel/ kunnen voordelen zijn met een VOF?
A
Bij ziekte kunnen ze elkaar overnemen
B
Er is maar één iemand die de leiding heeft
C
Ze zijn privé aansprakelijk
D
Je kunt het werk onderling verdelen

Slide 21 - Quiz

Hoe noemen we de volgende ondernemingsvorm: organisaties die zich inzetten voor goede doelen
A
VOF
B
BV
C
NV
D
Stichting

Slide 22 - Quiz

Wat is een verschil tussen een stichting en een bv?
A
Een stichting heeft geen doel, een bv wel.
B
Het doel van een bv is meestal (maximale) winst, het doel van een stichting is niet-commercieel.
C
Een bv is geen rechtspersoon, een stichting is dat wel.
D
Een stichting is geen rechtspersoon, een bv is dat wel.

Slide 23 - Quiz

Zelfstandig werken
Pak je boek en maak de opdrachten van 4.2:
opdrachten 3, 6, 7, 10

Slide 24 - Slide