Mijn proefles

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welke persoon is...
λύω

1. 1e enkelvoud (ik)
2. 3e enkelvoud (hij, zij, het)
3. 2e enkelvoud (jij)
4. 1e meervoud (wij)

Welke persoon is...
λύομεν

1. 1e enkelvoud (ik)
2. 3e enkelvoud (hij, zij, het)
3. 2e enkelvoud (jij)
4. 1e meervoud (wij)

Welke persoon is...
ποιεῖ

1. 1e enkelvoud (ik)
2. 3e enkelvoud (hij, zij, het)
3. 2e enkelvoud (jij)
4. 1e meervoud (wij)

Welke persoon is...
ποιεῖτε

1. 2e enkelvoud (jij)
2. 3e meervoud (zij)
3. 2e meervoud (jullie)
4. 1e meervoud (wij)

Welke persoon is...
ἐστί

1. 2e enkelvoud (jij)
2. 3e enkelvoud (hij, zij, het)
3. 2e meervoud (jullie)
4. 1e meervoud (wij)

Welke persoon is...
ἀναβαῖνει

1. 2e enkelvoud (jij)
2. 3e enkelvoud (hij, zij, het)
3. 2e meervoud (jullie)
4. 1e meervoud (wij)

Wat betekent...
λύει

1. ik maak los
2. jij maakt los
3. hij maakt los
4. maak los!

Wat betekent...
λῦε

1. ik maak los
2. jij maakt los
3. hij maakt los
4. maak los!

Wat betekent...
ποιεῖτε

1. hij doet
2. jullie doen
3. zij doen
4. doet!

Wat betekent...
εἰσί

1. zij zijn
2. jij bent
3. hij is
4. te zijn

Wat betekent...
εἶναι

1. zij zijn
2. jij bent
3. hij is
4. te zijn