12.1 Eigenschappen doorgeven (deel 1)

12.1 Eigenschappen doorgeven
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

12.1 Eigenschappen doorgeven

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 12.1
Je kunt uitleggen wat homozygoot en heterozygoot betekent
Je kunt uitleggen wat dominant en recessief is
Je kunt uitleggen hoe eigenschappen overerven
Je kunt voorspellen welke eigenschappen nakomelingen kunnen hebben
Je kunt kruisingen met meer dan twee fenotypen uitwerken (morgen)

Slide 2 - Slide

Homozygoot vs Heterozygoot
Voorbeeld bij het gen haarvorm
  • Homozygoot
  • 2 dezelfde allelen
  • krul - krul

  • Heterozygoot
  • 2 verschillende allelen
  • krul - steil 

Slide 3 - Slide

- Het uiterlijk van een organisme noemen we het:
- Alle erfelijke eigenschappen van een organisme noemen we het:
- Dit deel van een chromosoom codeert voor 1 eigenschap:
- De variant van een gen noemen we een:
- Bij meiose ontstaan:
- Bij mitose ontstaan:
Genotype
Fenotype
Gen
Allel
Geslachtscellen
Lichaamscellen

Slide 4 - Drag question

Dominant vs Recessief
Dominant:
  • Overheersende allel

Recessief:
  • Onderdrukte allel
Bijvoorbeeld:
  • Bij de oogkleur is het allel bruin dominant over blauw
  • Heb je 1 allel voor bruine ogen en 1 allel voor blauwe ogen dan overheerst het allel voor bruine ogen het allel voor blauwe ogen
  • Je fenotype is dan bruin

Slide 5 - Slide

Hoe noemen we de genotypen?
Homozygoot dominant
  • 2 gelijke dominante allelen voor 1 gen/eigenschap

Homozygoot recessief
  • 2 gelijke recessieve allelen voor 1 gen/eigenschap

Heterozygoot
  • 2 verschillende allelen voor 1 gen/eigenschap

Slide 6 - Slide

Fenotype

Homozygoot

Een "onderdrukt" allel
De allelen voor een bepaalde eigenschap
Twee verschillende allelen voor een bepaalde eigenschap
De waarneembare eigenschap van een organisme
Twee gelijke allelen voor een eigenschap
Recessief allel
Gen
Heterozygoot

Slide 7 - Drag question

Terugblik
Een man heeft bruin haar en een vrouw blond haar. De man is ....................... wat betekent dat hij twee verschillende ....................... voor het gen voor haarkleur heeft. Hieruit kan je afleiden dat bruin haar ....................... is. De vrouw moet dan wel ....................... zijn. Het gen voor blond haar is dan ....................... De vrouw besluit haar haar rood te verven. Hiermee verandert ze wel haar ......................... maar niet haar .......................
allelen
dominant
fenotype
genotype
heterozygoot
homozygoot
recessief

Slide 8 - Drag question

Welke genotype hoort bij welk begrip?
AA
Aa
aa
Homozygoot dominant
Homozygoot recessief
Heterozygoot

Slide 9 - Drag question

Genotype noteren
We gebruiken letters:
  • Dominant allel - HOOFDLETTER
  • Recessief allel - kleine letter

Voorbeeld:
  • Homozygoot dominant - AA
  • Heterozygoot - Aa
  • Homozygoot recessief - aa

Slide 10 - Slide

In deze afbeelding zie je voor het gen oorlel de invulling voor twee ouders. Welke eigenschap is dominant? Hoe ziet hun fenotype/genotype eruit en zijn ze homo of heterozygoot? 
Er blijven woorden over
vast
los
homozygoot dominant
homozygoot ressecief
Aa
AA
heterozygoot
aa

Slide 11 - Drag question

De ouders uit de vorige slide krijgen kinderen
Genotype was Aa voor de vader en aa voor de moeder dus de nakomelingen hebben de volgende mogelijkheid:




Genotype bij de nakomelingen: 50% Aa en 50% aa
Fenotype bij de nakomelingen: 50% los en 50% vast




A
a
a
Aa
aa
a
Aa
aa

Slide 12 - Slide


Een bruine cavia, die voor de eigenschap vachtkleur heterozygoot is, krijgt jongen. Deze jongen zijn verwekt door een wit mannetje. Het eerstgeboren jong is wit.

Het alles voor vachtkleur bruin is  ...........................................,
terwijl het alles voor kleur wit ................................. is.

dominant
recessief

Slide 13 - Drag question

Aan de slag
12.1: opdracht 1 t/m 8

Slide 14 - Slide