Paragraaf 1.3 - Practicum

1.3 Practicum
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

1.3 Practicum

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
1.3.1 Je kunt beschrijven wat een practicum is.
1.3.2 Je kunt practicummateriaal herkennen.
1.3.3 Je kunt beschrijven waarvoor je practicummateriaal gebruikt.
1.3.4 Je kunt de veiligheidsregels en veiligheidsmiddelen bij practicum noemen.

Slide 2 - Slide

Introductie
Onderzoek doen en proeven doen hoort bij natuurkunde en scheikunde. Bij proeven zijn er regels voor de veiligheid.

Slide 3 - Slide

Practicummateriaal



Bij natuurkunde en scheikunde hoort practicum. Bij practicum doe je onderzoek naar natuurverschijnselen. Meestal heb je dan meetgereedschap nodig. Je hebt vaak ook andere dingen nodig. De spullen die je bij practicum gebruikt, noem je practicummateriaal. Er is veel verschillend practicummateriaal (afbeelding 1).

Slide 4 - Slide

Hoe noem je onderzoek doen bij nask?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Kijk naar afbeelding 5.
Welk vorwerp is de maatbeker?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

Als je een reageerbuis gaat verwarmen, dan gebruik je WEL / NIET een
reageerbuisknijper.
A
wel
B
niet

Slide 8 - Quiz

Veiligheid




Bij practicum werk je soms met vuur. Je gebruikt gevaarlijke stoffen. Soms werk je met elektriciteit. Als er iets fout gaat, dan kan iemand gewond raken. Daarom is veiligheid erg belangrijk. Je moet altijd voorzichtig werken bij practicum. En je moet je houden aan de veiligheidsregels (afbeelding 6).

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

De veiligheidsregels zijn:
• Luister naar je leraar en doe wat je leraar zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, dan moet je meteen je leraar waarschuwen.

Slide 11 - Slide

Bij practicum moet je weten waar de veiligheidsmiddelen voor dienen. In de meeste practicumlokalen zijn de volgende veiligheidsmiddelen aanwezig:
• de brandblusser, hiermee blus je een beginnende brand;
• de branddeken, hier kun je iemand in wikkelen als zijn kleding in brand staat (afbeelding 3);
• de oogdouche of oogwasfles, hiermee spoel je je ogen schoon als je er bijtende stof in hebt gekregen;
• de nooddouche, hier kun je onder gaan staan als je een bijtende stof over je heen hebt gekregen;
• de nooddeur, een deur die bestemd is om het lokaal te ontvluchten;
• de noodstop, een rood met gele knop die het gas en de elektriciteit afsluit als je hem indrukt.

Je leraar vertelt waar deze veiligheidsmiddelen in het lokaal zijn. Hij vertelt ook hoe je ze moet gebruiken.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Wat zit er in een oogwasfles (afbeelding 8)?
A
alcohol
B
lucht
C
schoon water
D
water met zeep

Slide 14 - Quiz

Bij practicum heb je verschillende veiligheidsregels.
Schrijf drie veiligheidsregels op.

Slide 15 - Open question

Bij elk practicum gelden de veiligheidsregels:
• Luister naar je leraar en doe wat je leraar zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, dan moet je meteen je leraar waarschuwen.
Je moet weten waar de veiligheidsmiddelen zijn in het practicumlokaal.
Je moet weten hoe je de veiligheidsmiddelen moet gebruiken.

Onthoud
Bij elk practicum gelden de veiligheidsregels:
• Luister naar je leraar en doe wat je leraar zegt.
• Niet duwen, trekken of rennen in het lokaal.
• Niet eten of drinken in het lokaal.
• Leg geen tas of andere spullen waar mensen moeten lopen.
• Draag een veiligheidsbril als dat nodig is.
• Bind lang haar in een staart als je met vuur werkt.
• Werk altijd voorzichtig, vooral met scheikundige stoffen.
• Ruik alleen voorzichtig aan onbekende stoffen.
• Proef nooit van stoffen.
• Als er iets fout gaat, dan moet je meteen je leraar waarschuwen.

Je moet weten waar de veiligheidsmiddelen zijn in het practicumlokaal.
Je moet weten hoe je de veiligheidsmiddelen moet gebruiken.

Slide 16 - Slide

Is het goed of fout wat er gebeurt?
Jenny ruikt met haar neus vlak boven een fles.
A
goed
B
fout

Slide 17 - Quiz

Is het goed of fout wat er gebeurt?
Jim schuift zijn tas onder de tafel voor hij aan een proef begint.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quiz

Opdrachten
Wat: lees paragraaf 1.3
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 13 van paragraaf 1.3 & Test jezelf
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: 50 minuten lang
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 19 - Slide