ICT week 19
1 / 44
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
ACTIVITEITEN
Slide 8 - Mind map
Hij drinkt koffie
Zij wandelen naar school
Zij poetsen
Zij dansen
Zij fietsen
Slide 9 - Drag question
Wat doet zij?
A
zij slaapt
B
zij eet
C
zij staat op
D
zij danst
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Ben jij moe?
Neem een foto!
Neem een foto!
Slide 12 - Open question
Wat doet hij?
A
Hij poetst mijn tanden
B
Hij poetst zijn tanden
C
Hij poetst haar tanden
Slide 13 - Quiz
Neem een foto van je tanden
Slide 14 - Open question
danst
zij
op het strand
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
zijn hoofd
zij
poetst
Slide 17 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
gaan
zij
naar school
Slide 18 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
koffie
drinkt
hij
Slide 19 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
hij
het huis
poetst
Slide 20 - Drag question
Wat is haar beroep?
A
lerares
B
poetsvrouw
C
schilder
D
kok
Slide 21 - Quiz
Welk beroep wil jij doen?
Neem een foto!
Neem een foto!
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
ACTIVITEITEN
Slide 30 - Mind map
Hij drinkt koffie
Zij wandelen naar school
Zij poetsen
Zij dansen
Zij fietsen
Slide 31 - Drag question
Wat doet zij?
A
zij slaapt
B
zij eet
C
zij staat op
D
zij danst
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Slide
Ben jij moe?
Neem een foto!
Neem een foto!
Slide 34 - Open question
Wat doet hij?
A
Hij poetst mijn tanden
B
Hij poetst zijn tanden
C
Hij poetst haar tanden
Slide 35 - Quiz
Neem een foto van je tanden
Slide 36 - Open question
danst
zij
op het strand
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
Slide 37 - Drag question
Slide 38 - Slide
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
zijn hoofd
zij
poetst
Slide 39 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
gaan
zij
naar school
Slide 40 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
koffie
drinkt
hij
Slide 41 - Drag question
Maak een goede zin.
Wat doet zij?
hij
het huis
poetst
Slide 42 - Drag question
Wat is haar beroep?
A
lerares
B
poetsvrouw
C
schilder
D
kok
Slide 43 - Quiz
Welk beroep wil jij doen?
Neem een foto!
Neem een foto!
