Schrijf een kort fictieverhaal!

Schrijf een kort fictieverhaal!
Thema 7 H4
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Schrijf een kort fictieverhaal!
Thema 7 H4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel

Aan het einde van de les kun je een kort fictieverhaal schrijven aan de hand van schrijfvragen

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel van de les
Fictie schrijven
  • Als een verhaal verzonnen is, noem je dat fictie.
  • Het is belangrijk dat anderen jouw verhaal begrijpen als je het verzint.
  • Een (fictie)verhaal is beter te begrijpen als je gebruikmaakt van de schrijfvragen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1. Over wie gaat jouw verhaal?
Kies een hoofdpersoon voor jouw verhaal en bedenk een naam en achtergrond

Slide 4 - Slide

Stimuleer creativiteit en geef voorbeelden van personages
2. Wat is er gebeurd?
Bedenk een gebeurtenis die het verhaal in gang zet en schrijf deze op.

Slide 5 - Slide

Leg uit wat een plot is en geef voorbeelden
3. Waar is het gebeurd?
Beschrijf de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt en voeg details toe

Slide 6 - Slide

Help de leerlingen om een omgeving te visualiseren en geef voorbeelden
4. Wanneer is het gebeurd?
Kies een tijdstip of periode waarin het verhaal zich afspeelt en verwerk dit in het verhaal

Slide 7 - Slide

Leg uit wat tijdlijnen zijn en hoe deze kunnen helpen bij het schrijven van een verhaal
5. Hoe is het verhaal afgelopen?
Schrijf een spannend einde voor jouw verhaal en zorg dat het bevredigend is

Slide 8 - Slide

Help leerlingen om een einde te bedenken dat past bij het verhaal en geef voorbeelden van verschillende eindes
Schrijf jouw verhaal
Gebruik de schrijfvragen om jouw verhaal te schrijven en gebruik je creativiteit!

Slide 9 - Slide

Geef leerlingen de tijd om te schrijven en biedt ondersteuning aan waar nodig
1. Over wie gaat jouw verhaal?
Kies een hoofdpersoon voor jouw verhaal en bedenk een naam en achtergrond
2. Wat is er gebeurd?
Bedenk een gebeurtenis die het verhaal in gang zet en schrijf deze op.
3. Waar is het gebeurd?
Beschrijf de omgeving waarin het verhaal zich afspeelt en voeg details toe
4. Wanneer is het gebeurd?
Kies een tijdstip of periode waarin het verhaal zich afspeelt en verwerk dit in het verhaal
5. Hoe is het verhaal afgelopen?
Schrijf een spannend einde voor jouw verhaal en zorg dat het bevredigend is

Slide 10 - Slide

This item has no instructions