Le3: eiwitten/proteïnen

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 1

Programma 30/11

• Koolhydraten instructie
• Herhaling eiwitsynthese (video)
• Instructie aminozuren
• Instructie eiwitten -> peptidebindingen
• afsluiting

Huiswerk: vraag 5 t/m 8 blz 106 bioboek + 

                      voorbereiden LE04-B-01

disachariden

• Tweevoudige suikers (C12H22O11)
• Ontstaan door verbinding van twee monosachariden d.m.v. polymerisatie => glycosidische binding -> - C – O – C – (kenmerkende verbinding)

3 disachariden,

Maltose (moutsuiker)

ontstaat bij afbraak van zetmeel.
Glucose + glucose
Lactose (melksuiker)
Komt voor in melk van zoogdieren
glucose + galactose
Sacharose (sucrose)
De suiker uit de suikerpot.
glucose + fructose

Polysachariden

Meervoudige suikers => lange ketens monosachariden.

Voorbeelden:

Zetmeel (plantaardig) => opslag

Glycogeen (dierlijk) => reserve brandstof bij dieren

Cellulose => stevigheid

Polysachariden

Meervoudige suikers => lange ketens monosachariden.

Voorbeelden:

• Zetmeel (plantaardig) => opslag
  
• Glycogeen (dierlijk) => reserve brandstof bij dieren
  
• Cellulose => stevigheid
  

Teken nu een polymeer van drie glucosemoleculen.
Maak hier een foto van en upload deze

00:26

Noem de 4 biomoleculen

00:58

Hoe heet ook alweer het proces dat losse monomeren een polymeer vormen?

1. hydrolysatie
2. condensatie

01:27

In pasta zit energie. Welke celorganel zorgt dat deze energie vrijkomt?

1. ribosomen
2. celkern
3. mitochondriën
4. golgi apparaat

01:49

Welke koolhydraat zit veel in brood en pasta? En is dit een polymeer of een monomeer?

02:03

Noem drie monosachariden

Noteer de stappen van DNA tot eiwit volgens de video (eiwitsynthese)

Aminozuren

• Bouwstenen eiwitten
  
• Bevat elementen:C,H,N,O2

1.            Centraal C atoom 
2.            Aminogroep (-NH2) 
3.            Carboxylgroep (-COOH) 
4.            Restgroep (-R)  

           bepaalt eigenschap aminozuur 

Essentiële aminozuren => 

kan het organisme niet zelf maken, dus moet via de voeding binnenkomen.

Niet essentiële aminozuren 

=> kan het organisme zelf maken uit andere aminozuren.

Eiwitten proteïnen

Vorming van dipeptide

• Koppeling van twee aminozuren
  
• Afsplitsen van H2O (=condensatie) → (OH van carboxylgroep en H van aminogroep)
  

• Bij koppeling tussen twee aminozuren. =>     dipeptide
  
• Bij koppeling van drie az => tripeptide
  
• Bij koppeling van meerdere az => polypeptide

Uit hoeveel aminozuren bestaat het vorige plaatje? En hoeveel watermoleculen zijn vrijgekomen bij de condensatie van deze polypeptide?

Huiswerk

• Vraag 5 t/m 8
• Voorbereiden LE04-B-01: gebruik boek Hoofdstuk 6 enzymen en internet voor de voorbereidende vragen
• Maak de andere verslagen af en compleet