Les pronoms interrogatifs - de vragende voornaamwoorden

Les pronoms interrogatifs - lè pronom interogatief

de vragende voornaamwoorden

1 / 12

Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Les pronoms interrogatifs - lè pronom interogatief

de vragende voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

qui - kie

wie

Slide 2 - Slide

qu'est-ce que - keskuh

wat

Slide 3 - Slide

que/qu' - kuh

wat

Slide 4 - Slide

qu'est-ce qui - keskie

wat

Slide 5 - Slide

quoi - kwa

wat

Slide 6 - Slide

comment - kommang

hoe

Slide 7 - Slide

combien - kombjèn

hoeveel

Slide 8 - Slide

où - oe

waar

Slide 9 - Slide

pourquoi - poerkwah

waarom

Slide 10 - Slide

quand - kang

wanneer

Slide 11 - Slide

quel(s)/quelle(s) - kel

welk/welke

Slide 12 - Slide

Les pronoms interrogatifs - de vragende voornaamwoorden

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

More lessons like this

Les pronoms interrogatifs - de vragende voornaamwoorden

Vragend voornaamwoord

V4 Le pronom interrogatif

HV4 - Unité 3 - Grammaire III - Le pronom interrogatif

V5 Le pronom interrogatif

V4 Le pronom interrogatif

herhaling ch5

VWO 4 - Extra oefenen vraagzinnen