Module 2 les 1

Maandag 18 september
- Uitdelen opdrachtbladen
- Bespreken eventuele opdrachten
- Tussentoets opgeven
- Start module 2 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Maandag 18 september
- Uitdelen opdrachtbladen
- Bespreken eventuele opdrachten
- Tussentoets opgeven
- Start module 2 

Slide 1 - Slide

De vraaglijn

De vraaglijn geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid.

Het verband is negatief, dus als de prijs stijgt, zal de vraag dalen.

Slide 2 - Slide

Verschuiving van de vraaglijn

De vraaglijn kan naar rechts of links verschuiven als:

- een subsitutiegoed duurder of goedkoper wordt

- een complementair goed goedkoper of duurder wordt

- het inkomen / budget stijgt of daalt

- de behoeften toe- of afnemen


Veranderingen langs de vraaglijn alleen door verandering prijs!


Slide 3 - Slide

De vraaglijn (vb)

Hiernaast is de vraaglijn van de vraagfunctie qv = -10 p + 50 getekend.

Snijpunt p-as: qv = 0

0 = -10 x p + 50     

10 x p = 50

p = 50 / 10 = 5

Snijpunt q-as: p = 0 

qv = 10 x 0 + 50 = 50

Slide 4 - Slide

De vraaglijn (vb)

Consumentensurplus, verschil tussen maximale betalingsbereidheid en prijs. 


Stel de evenwichtsprijs is €3,- bereken het consumentensurplus 

Slide 5 - Slide

De vraaglijn (vb)

Consumentensurplus, verschil tussen maximale betalingsbereidheid en prijs. 


Stel de evenwichtsprijs is €3,- bereken het consumentensurplus 

Consumentensurplus is: 

(€5 - €3) * 20 * 0,5 = 20 de waarde van het consumentensurplus is 20.  

Slide 6 - Slide

Prijselasticiteit


De prijselasticiteit zegt iets over hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een daling of stijging van de prijs.

Slide 7 - Slide

Berekening prijselasticiteit

De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:

& verandering vraag / % verandering prijs =                     


Ev tussen 0 en -1: inelastisch

Ev kleiner dan -1: elastisch

Volkomen inelastisch = Ev is 0 


Slide 8 - Slide

Voorbeeld

De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -10p + 500

De prijs stijgt van 10 naar 15.

Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?



Slide 9 - Slide

Puntelasticiteit 
Formule: P / Q * (verandering Q / verandering P) 

Bereken de puntelasticiteit in de punten A, B, C en D 

Slide 10 - Slide

Puntelasticiteit 
Bereken de puntelasticiteit in de punten A, B, C en D 
Punt A = -4 
Punt B = -1,5 
Punt C = -0,67
Punt D = -0,25 
Conclusie: Hoe hoger de prijs hoe groter het procentuele effect van een prijsverandering op de hoeveelheid. 

Slide 11 - Slide

Kruislingse prijselasticiteit
Geeft de relatieve verandering van de gevraagde hoeveelheid van een goed weer als gevolg van een prijsverandering van een ander goed. 
Formule: % verandering in gevraagde hoeveelheid goed 1 / % verandering prijs van goed 2 
Bij subsitutiegoederen positief, bij complementaire goederen negatief

Slide 12 - Slide

Inkomenselasticiteit 
Onderscheid maken tussen:
- Normale goederen (kleiner dan 1 maar groter dan 0)
- Luxe goederen (groter dan 1)
- Inferieure goederen (kleiner dan 0)

Slide 13 - Slide

Engelkromme 
Verband tussen inkomen en gevraagde hoeveelheid 

Slide 14 - Slide

Als het inkomen stijgt van €2000 naar €3000 stijgt de gevraagde hoeveelheid met 15%. Bereken de inkomenselasticiteit en geef aan wat voor product het is.

Slide 15 - Open question

De elasticiteit is -0,5. De hoeveelheid is gestegen met 10%. De oude prijs was € 25. Wat is de prijs nu?
A
€ 20
B
€ 23,75
C
€ 27,50
D
€ 30

Slide 16 - Quiz

Omzet was € 10.000
Oude prijs was € 5; prijs is gedaald met 10%
Elasticiteit is -4
Hoeveel bedraagt de nieuwe omzet?
A
€ 9.000
B
€ 12.500
C
€ 12.600
D
€ 14.000

Slide 17 - Quiz

De prijs daalt met 10% en
hierdoor stijgt de vraag met 20%.
Hoe groot is de elasticiteit
en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2 Inelastisch
B
Ev = -2 Elastisch
C
Ev = -0,5 Inelastisch
D
Ev = -0,5 Elastisch

Slide 18 - Quiz

Maken opdracht 2 t/m 26 

Slide 19 - Slide