Personeel en productie_3HV_5.2_deel 1

Agenda les
  • korte herhaling par 5.1
  • Leerdoelen par 5.2
  • Uitleg par 5.2
  • Zelf aan de slag 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Agenda les
  • korte herhaling par 5.1
  • Leerdoelen par 5.2
  • Uitleg par 5.2
  • Zelf aan de slag 

Slide 1 - Slide

Begrippen en samenvatting neem over in je schrift

Slide 2 - Slide

Vaste en variabele kosten
Vaste kosten: zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten.
Variabele kosten: zijn kosten die WEL afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten.

Slide 3 - Slide

Break-even afzet berekenen
Manier 1: 
TO= TK
TO= P x Q
TK= TVK + TCK
> vergelijking met 1 variabele oplossen
Manier 2 via formule: (staat alleen in VWO boek)
break-even afzet= 
vaste kosten : (verkoopprijs - variabele kosten per product)

Slide 4 - Slide

Leerdoelen par 5.2 deel 1
  • Je kunt van brutoloon naar nettoloon berekenen. 
  • Je kunt in eigen woorden de WIG beschrijven en berekenen.
  • Je kunt in eigen woorden de begrippen productiecapaciteit en arbeidsproductiviteit beschrijven en beiden berekenen.
  • Je kunt voorbeelden noemen hoe een bedrijf de arbeidsproductiviteit kan verhogen.

Slide 5 - Slide

Van bruto naar nettoloon
Nettoloon= Brutoloon- (loonbelasting+premies volksverzekering + premies werknemersverzekeringen- pensioenpremie)

Loonheffing= loonbelasting+ premies volksverzekering
Voorbeeld: Je brutoloon is € 1.850,-
Daarop wordt € 165,- aan loonbelasting en € 92,- aan sociale premies ingehouden.
Je nettoloon is dus: € 1.850 - (€ 165+€95)= € 1.593,-

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Productiecapaciteit
Productiecapaciteit: is de maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.

De productiecapaciteit wordt bepaald door:
  • het aantal mensen dat in het bedrijf werkt
  • het aantal uren dat zij werken
  • de machines (kapitaalgoederen) die worden gebruikt

Slide 10 - Slide

Onder- en overbezetting
  • De productiecapaciteit is onderbezet als machines niet worden gebruikt of als er niet genoeg werk is voor iedereen.
  • De productiecapaciteit is overbezet als er zó veel vraag is naar producten, dat er een tekort is aan personeel en machines.
  • Een bedrijf kan overbezetting oplossen door meer uren per week te draaien en het personeel overuren te laten maken.

Slide 11 - Slide

Arbeidsproductiviteit
  • Arbeidsproductiviteit: is de productie per werknemer in een bepaalde tijd (bijvoorbeeld per uur of per week).
  • Bedrijven willen dat de arbeidsproductiviteit zo hoog mogelijk is.
  • Als een werknemer in dezelfde tijd meer gaat produceren, dalen de loonkosten per product. Het bedrijf kan dan de verkoopprijs verlagen waardoor de afzet kan toenemen

Slide 12 - Slide

Arbeidsproductiviteit berekenen
Arbeidsproductiviteit per periode =
totale productie per periode ÷ aantal werknemers

Voorbeeld
Een kledingfabriek produceert 120.000 T-shirts per week. 
Er zijn 16 werknemers die elk 5 dagen per week werken.
De productie per dag is 120.000 : 5 = 24 000 T-shirts.
De arbeidsproductiviteit is 24.000 ÷ 16 = 1500 T-shirts per persoon per dag.
Of 120.000 ÷ (16 werknemers x 5 dagen) = 1500 T-shirts per persoon per dag.

Slide 13 - Slide

De arbeidsproductiviteit kan toenemen door:
  • technologische ontwikkelingen: mechanisatie en automatisering.
  • arbeidsverdeling of specialisatie: de werkzaamheden worden zo verdeeld, dat iedereen doet waar hij of zij goed in is.
  • scholing: door bijvoorbeeld cursussen kun je het werk beter en sneller doen.
  • prestatieloon: je krijgt als afdeling of werknemer een bonus als je een bepaalde productie hebt behaald verbeteren van de arbeidsomstandigheden en de werksfeer.

Slide 14 - Slide

Mechanisatie: lichamelijke arbeid wordt vervangen door machines
Automatisering: geestelijke arbeid vervangen door computers of computergestuurde machines

Slide 15 - Slide

Zelf aan de slag
  • lees par 5.2 t.m. de WIG
  • Maak alle opgaven par 5.2
  • Kijk filmpje evt uit gedeelde les 

Slide 16 - Slide