de familie

familie en vrienden 
1.dinsdag 
dictee 20 woorden
quizlet 3.2/3.1
2. werkbladen Lowanstart
thema 3  dag 2
3. mijn/ zijn/ haar
5 lettergrepen
6. zinsvolgorde
4. niveaulezen
familie en vriendschap
1.  dinsdag dictee  10 zinnen
2. werkbladen familie en vrienden
3. Grammatica: bezittelijke voornaamwoorden
zinnen maken 
6. Niveaulezen 
1 / 50
next
Slide 1: Slide
nt2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

familie en vrienden 
1.dinsdag 
dictee 20 woorden
quizlet 3.2/3.1
2. werkbladen Lowanstart
thema 3  dag 2
3. mijn/ zijn/ haar
5 lettergrepen
6. zinsvolgorde
4. niveaulezen
familie en vriendschap
1.  dinsdag dictee  10 zinnen
2. werkbladen familie en vrienden
3. Grammatica: bezittelijke voornaamwoorden
zinnen maken 
6. Niveaulezen 

Slide 1 - Slide

zinnen maken
1. persoon
2. werkwoord
3. wat?


De man 

de vrouw
loopt

drinkt
naar buiten

thee 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

de familie

Slide 4 - Slide

de moeder
De moeder houdt haar kind vast.
De vader 
De vader kust zijn dochter.

Slide 5 - Slide

het gezin
Het gezin bestaat uit 5 personen.
de familie
Ik heb een grote familie.

Slide 6 - Slide

de dochter
De dochter lijkt op haar moeder
de zoon
Hij de zoon van de president

Slide 7 - Slide

de zus = het meisje
Mijn zus heeft rood haar.
de broer = de  jongen
Ik heb een klein broertje.

Slide 8 - Slide

oom- tante- neef- nicht

Slide 9 - Slide

de mens 
de vriend
de vriendin

Slide 10 - Slide

de vrouw
de man

Slide 11 - Slide

de ouders
de grootouders
het kleinkind

Slide 12 - Slide

het meisje
de jongen

Slide 13 - Slide

de opa
de grootvader
de oma
de grootmoeder

Slide 14 - Slide

c
1.Ik heb twee zusjes en drie grote broers
2.Zijn  grootouders wonen in Duitsland
3.Mijn familie is groot, ik heb veel ooms en tantes
4.Ons gezin bestaat uit vier personen
5.Mijn oma wordt morgen 100 jaar.
6.Mijn opa  heeft twee kleinkinderen
7. De moeder zorgt voor haar kinderen.


a
b
      d
e
f
g

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

letters en klanken
aa       a                  ie        i
ee       e                   ij        ei 
oo      o                  ou     au
uu      u                   eu     ui

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Link

Slide 20 - Video

Is dat jouw familie?

Ja, dit is mijn vrouw.

En wie zijn dit?




Dit zijn mijn zoons.
Is dat je zus?

Nee, dat is mijn dochter

Wat een leuke foto!

Slide 21 - Slide

bezittelijke voornaamwoorden
ik                                         mijn
hij                                        zijn 
jij                                          jouw 
    zij                                         haar  
wij                                       ons
jullie                                   jullie
    zij                                         hun    

Slide 22 - Slide

KLEIN                     STEVIG 


GROOT                       

DIK                              DUN 
MAGER 

LANG                 OUD          JONG 
BABY

MEISJE                   JONGEN 

MAN                   VROUW 

HOND                     BAL 



Slide 23 - Slide

ons, jouw, zijn ,mijn haar, jullie
De jas is van Saman, het is .........................jas
De tas is van Awaz, het is ...................tas.
Nee, die pen is niet van jou, het is ......................pen.
Leerlingen, hier is de klas, het is .....................klas.
Wij hebben een kind, het is .............kind.
Jij vergeet je sleutel, het is ....................sleutel.

Slide 24 - Slide

werkwoorden
ik loop
hij loopt
zij loopt
jij loopt
wij lopen
jullie lopen
zij lopen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

de verkering
Zij heeft verkering met die jongen
verliefd
Hij is verliefd op Anne

Slide 29 - Slide

verliefd 
 Ik zit er heel erg mee.
 Ik ben echt gek op hem.
 Dat meen je niet!
 Dan heb je een groot probleem.
 Dat hoop ik dan maar.

Slide 30 - Slide

Aisha en Soraya zijn vriendinnen. Aisha wil Soraya iets belangrijks vertellen.

Aisha 
Ik moet je iets vertellen, want ik zit er heel erg mee… Ik heb stiekem verkering…
Soraya 
Dat meen je niet! Met wie? Hoe lang al?
Aisha
Met een jongen van mijn school… We hebben nu drie maanden verkering.
Soraya 
En je ouders weten dus niet dat je verkering hebt? 



Aisha 
Nee, niemand weet het. Alleen Joelle, een vriendin uit mijn klas.



Aisha
Nee, dat durf ik niet. Ik ben bang dat ze het niet goed vinden.

Soraya
Dat snap ik wel. Maar ja, dan horen ze het misschien van iemand anders. Of je ouders zien jullie een keer samen op straat… Dan heb je een groot probleem.

Aisha
Ik weet het. Wat moet ik doen?

Soraya
Misschien kan je met ze praten over verkering hebben. Dan weet je hoe ze over verkering denken.

Aisha
Hmmm. Dat is misschien wel een goed idee. Eerst gewoon praten over verkering. En dan zeg ik nog niets over mijn vriend.

Soraya
Precies. Misschien zijn ze wel heel makkelijk. Dan kan je gewoon vertellen dat je verkering hebt.

Aisha
Hmmm. Dat hoop ik maar... Hé, ik heb een goed idee! Ga je morgen na school mee naar het winkelcentrum? Dan kan je hem zien. We hebben stiekem afgesproken.

Soraya
Dat is goed, dan kan ik hem ook zien. Spannend hoor...

Aisha
Leuk. En aan niemand anders vertellen hè?

Soraya
Nee, zal ik niet doen…
Aisha
Nee, niemand weet het. Alleen Joelle, een vriendin uit mijn klas.
Soraya 
Jee.  En ga je aan je ouders vertellen dat je 
verkering hebt?
Aisha
Nee, dat durf ik niet. Ik ben bang dat ze het niet goed vinden.
Soraya
Dat snap ik wel. Maar ja, dan horen ze het misschien van iemand anders. Of je ouders zien jullie een keer samen op straat… Dan heb je een groot probleem.

Slide 31 - Slide

zinnen maken
jongen /meisje                   leuk vinden
vragen                                    bioscoop 
   verkering                       verliefd
vriendinnen    vrienden      vragen 

probleem                                   ouders

   


Slide 32 - Slide

werkwoorden
gaan -ik ga
denken -ik denk
lopen -ik loop
plakken -ik plak
heten -ik heet 
luisteren-ik luister

Slide 33 - Slide


A
het kind
B
de vriend
C
de opa
D
de tante

Slide 34 - Quiz


A
lezen
B
pakken
C
luisteren
D
schrijven

Slide 35 - Quiz


A
de baby
B
de vrouw
C
de man
D
het gezin

Slide 36 - Quiz


A
de baby
B
de jongen
C
de vrouw
D
het meisje

Slide 37 - Quiz


A
het gezin
B
het gezien
C
het gezind
D
de gezin

Slide 38 - Quiz


Tekst
A
de ouders
B
de dochter
C
de zoon
D
de opa

Slide 39 - Quiz


A
de groodouders
B
de grootouders
C
de ouders
D
het gezin

Slide 40 - Quiz


A
de familie
B
de vrienden
C
verliefd
D
verloren

Slide 41 - Quiz


A
opa en oma
B
vader en moeder
C
broers
D
broer en zus

Slide 42 - Quiz


A
de vrouw
B
de man
C
het kind
D
de baby

Slide 43 - Quiz


A
lezen
B
gaan
C
praten
D
schrijven

Slide 44 - Quiz


A
de oma
B
de grootouders
C
de opa
D
de grootvader

Slide 45 - Quiz


A
praten
B
lopen
C
zitten
D
luisteren

Slide 46 - Quiz

Hoe noem je de broer van je moeder?
A
opa
B
neef
C
oom
D
vader

Slide 47 - Quiz


Slide 48 - Open question


Slide 49 - Open question

Slide 50 - Link