m/h Lezen H1-3

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

- je weet dat het onderwerp van een tekst dat is waar de tekst over gaat

- je weet dat afbeeldingen, de titel en de eerste zinnen van een tekst vaak verklappen waar de tekst over gaat (oriënterend lezen)

- je weet wat de bron van een tekst is

H1 lezen

Slide 2 - Slide

LEZEN

het onderwerp van een tekst



Als je het onderwerp van een tekst weet, weet je waar de tekst over gaat. 
Het onderwerp is één of een paar woorden, maar nooit een hele zin.

Slide 3 - Slide

LEZEN

het onderwerp vinden (1)


Bekijk de titel.
De titel zijn de woorden die boven de tekst staan.
Door de titel weet je vaak al iets over het onderwerp.


Amsterdamse jeugd ontdekt zeilsport
Hoe verzorg je een konijn?
Broergeheim

Slide 4 - Slide

LEZEN

het onderwerp vinden (2)


Bekijk de afbeeldingen, tussenkopjes en anders gedrukte woorden.

De afbeelding heeft iets met de tekst te maken.


Slide 5 - Slide

LEZEN

het onderwerp vinden (3)


Lees de eerste alinea.
Daarin staat meestal waar de tekst over gaat.



Slide 6 - Slide

LEZEN

het onderwerp vinden (4)


Kijk ook waar de tekst uit komt. Uit een krant, een tijdschrift, de tv-gids? 
Dat noem je de bron van de tekst. De bron zegt vaak iets over het onderwerp. 

In het tijdschrift Goal! gaat het over voetbal en in je biologieboek staat bijvoorbeeld uitleg over het menselijk lichaam.

Slide 7 - Slide

Oriënterend lezen
Je bekijkt de tekst en je leest de eerste alinea van de tekst.
  • Kijk naar de titel.
  • Kijk naar de afbeeldingen.
  • Kijk naar de tussenkopjes.
  • Kijk of er woorden anders gedrukt zijn: vet, cursief, onderstreept of in een andere kleur

Slide 8 - Slide

Bekijk de tekst

Slide 9 - Slide

Wat is de titel
van de tekst?

Slide 10 - Open question

Wat zie je op
de afbeelding?

Slide 11 - Open question

Lees de eerste twee zinnen van de tekst. Wat is volgens jou het onderwerp van de tekst?

Slide 12 - Open question

Gaat de tekst over het onderwerp dat jij bedacht had bij de vorige vraag?

Slide 13 - Open question

Bekijk de bronnen van deze twee teksten. 
Door de bron weet je dat er in iedere tekst iets anders over luchtballonnen staat. 
Wat is het verschil als je kijkt naar de bronnen?

Slide 14 - Slide

In de eerste tekst gaat het om wat iemand heeft meegemaakt; het is een dagboek.
In de tweede tekst staan regels voor het reizen met een luchtballon; het is een handboek. 

Slide 15 - Slide

Lees de titel en de bron.

Slide 16 - Slide

Waar komt de tekst vandaan?
A
uit een geschiedenisboek
B
uit een krant
C
uit een vakantiefolder

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland

Slide 18 - Quiz

- je weet dat het onderwerp van een tekst dat is waar de tekst over gaat

- je weet dat afbeeldingen, de titel en de eerste zinnen van een tekst vaak verklappen waar de tekst over gaat (oriënterend lezen)

- je weet wat de bron van een tekst is

H1 lezen

Slide 19 - Slide



- je weet wat een alinea in een tekst is

- je weet hoe je een alinea in een tekst herkent

H2 lezen

Slide 20 - Slide

LEZEN

alinea’s


In een tekst staat niet alles door elkaar. De tekst is meestal verdeeld in stukjes. Zo’n stukje heet een alinea
In een alinea staat informatie die bij elkaar hoort.

In de eerste alinea staat vaak waar de hele tekst over gaat (het onderwerp van de tekst). In de volgende alinea’s staat meer uitleg of informatie over het onderwerp van de tekst.

Slide 21 - Slide

LEZEN

alinea’s


Soms gaat één alinea over één deelonderwerp. Soms gaan meerdere alinea's over één deelonderwerp. Soms staat er dan een tussenkopje boven een alinea. Een tussenkopje is een titeltje om aan te geven dat meerdere alinea's over hetzelfde deelonderwerp gaan.

Slide 22 - Slide

LEZEN

alinea’s

- Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel. 
- Soms wordt er eerst een regel overgeslagen (witregel). 
- In schoolboeken staat vaak een nummer voor een alinea. Zo kun je sneller iets opzoeken.

Slide 23 - Slide

Globaal lezen

Om het deelonderwerp te vinden of om snel informatie uit een tekst te halen, kun je globaal lezen.

Bij deze leesstrategie lees je de eerste en laatste zin van alle alinea's.

Slide 24 - Slide

Bekijk de afbeelding. 
Lees de titel en de eerste alinea.

Slide 25 - Slide

Waarover gaat
de tekst?
A
De meisjesgroep K3 is al jarenlang erg populair.
B
De regenboogjurkjes van K3 zijn erg in trek.
C
Tieners en volwassenen dragen graag fleurige kleding.

Slide 26 - Quiz

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 27 - Slide

Schrijf in één zin op waar alinea twee over gaat.

Slide 28 - Open question

Schrijf in één zin op waar alinea drie over gaat.

Slide 29 - Open question

Schrijf in één zin op waar alinea vier over gaat.

Slide 30 - Open question



- je weet wat een alinea in een tekst is

- je weet hoe je een alinea in een tekst herkent

H2 lezen

Slide 31 - Slide



- je weet hoe je zoekend moet lezen


- je weet wat een tussenkopje is

H3 lezen

Slide 32 - Slide

LEZEN

zoekend lezen



Soms wil je snel iets opzoeken in een tekst, bijvoorbeeld hoe laat een film begint. Dan hoef je niet alles te lezen. Je leest alleen het stukje dat jij nodig hebt. Om dat stukje te vinden, kun je zoekend lezen.


Slide 33 - Slide

zoekend lezen


  • Bekijk de titel en de tussenkopjes. Je weet dan snel waar je moet zoeken.
  • Kijk naar anders gedrukte woorden: vet, cursief, onderstreept of in een andere kleur.
  • Let op opvallende tekens (bolletjes, nummering, sterretjes, enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen. 
  • Voor een prijs ga je bijvoorbeeld op zoek naar een euroteken (€) en voor een afstand kijk je of je de afkorting van kilometer (km) ziet staan.

Slide 34 - Slide

Bekijk de tekst.

Je hoeft de tekst niet helemaal te lezen.

Slide 35 - Slide

Je wilt weten wat de entreeprijs is.

Bij welk tussenkopje kijk je?


A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 36 - Quiz

Je ziet de tekst in een tijdschrift. Je wilt onthouden hoe laat het museum op zaterdag geopend is.

Welk stukje knip je uit om te bewaren?
A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 37 - Quiz

Bij welk tussenkopje moet je kijken als jouw klas een workshop wil volgen?
A
Computerspelletjes
B
Rondleidingen
C
Workshops voor scholen
D
Openingstijden en tarieven

Slide 38 - Quiz

Wanneer kun jij met je klas meedoen aan een workshop?

Slide 39 - Open question



- je weet hoe je zoekend moet lezen


- je weet wat een tussenkopje is

H3 lezen

Slide 40 - Slide

Aan het werk
Lezen hoofdstuk 3, opdracht 2 op p. 66 van Nieuw Nederlands.

Slide 41 - Slide

Afsluiting
Vragen?

Huiswerk maandag 30 mei:
- Maak Lezen hoofdstuk 3, opdracht 4 op p. 67 en 68 van Nieuw Nederlands.
- Neem je Nieuw Nederlands, schrift (met antwoorden) en pen mee naar de volgende les.

Slide 42 - Slide