I Woe zinnen maken, gebruik van de, het en een en verkleinwoorden

17 maart 2021
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

17 maart 2021

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • terugkijken (een terugblik) op vorige week       (verkleinwoorden etc.)
  • Technisch en begrijpend lezen 
  • Introductie thema 4 TaalCompleet 
Doel: je kunt woorden goed gebruiken (de/het/een)
           je  weet het verkleinwoord van: de kassabon
           je kunt woorden goed uitspreken
           je leert nieuwe woorden 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Toets

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Het ijsje is lekker.

Het lidwoord bij een verkleinwoord is....
A
altijd: het
B
soms: de / soms: het
C
altijd: de

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

IJsjes zijn lekker.

Het lidwoord bij meervoud is ....
A
soms: de / soms: het
B
altijd: de

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions


ster
Wat is het goede lidwoord ?
Wat is het verkleinwoord van: 
A
de stertje
B
het stertje
C
de sterretje
D
het sterretje

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


jongen
Wat is het goede lidwoord ?
Wat is het verkleinwoord van: 
A
de jongentje
B
het jongentje
C
de jongetje
D
het jongetje

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


bon
Wat is het goede lidwoord ?
Wat is het verkleinwoord van: 
Wat is dit?
A
het bontje
B
de bonnetje
C
het bonnetje
D
het bonetje

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat zie je hier?
A
een raamje
B
een raamtje
C
een raampje

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Mijn slaapkamer is op ....
A
de eerste verdieping
B
eerste verdieping

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Mijn slaapkamer is op ....
A
de zolder
B
zolder.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Het bad, de douche en de wastafel staan in de badkamer.
Is de volgende zin goed of fout?
A
goed
B
fout: een fout werkwoord
C
fout: een fout lidwoord (de/het/een)

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke zin is goed?
A
In de buurt is een supermarkt.
B
In de buurt heeft een supermarkt.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Iedere persoon heeft een eigen ............ van leven
A
steil
B
stijl

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Wat zie je hier?
A
Een steile berg.
B
De steile berg.
C
Een stijle berg.
D
De stijle berg.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is dit?
A
Een berg
B
Een rots
C
Een heuvel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Doelen: * je gebruikt de lidwoorden goed: 'de/het/ een' 
                * je hebt nieuwe woorden geleerd
                * je weet het verkleinwoord van : de kassabon  

Slide 18 - Poll

This item has no instructions

timer
1:00

Slide 19 - Slide

Voorzetsels benoemen
verdeel de tekst in alinea's 

https://www.avi-lezen.nl/site/index.php?mact=LISEavilezen40,cntnt01,default,0&cntnt01category=E5&cntnt01summarytemplate=AVI4_Titel&cntnt01returnid=71
Technisch lezen
& begrijpend lezen
Doel: Je kunt woorden goed uitspreken
           Je kunt in tempo lezen.

Slide 20 - Slide

Eieren verven 
Eind 5. 
https://www.avi-lezen.nl/site/index.php?mact=LISEavilezen40,cntnt01,default,0&cntnt01category=E5&cntnt01summarytemplate=AVI4_Titel&cntnt01returnid=71

- dan lees ik een zin, hoeveel woorden hoor je?
- Ik spel een woord. Welk woord spel ik?

Slide 21 - Slide

Voorzetsels
Hoeveel alinea's heeft de tekst?
Wat is het laatste woord van de tweede alinea?
Wat is de titel?

verkleinwoorden
Raadseltje... (welk woord?)

Slide 22 - Slide

mountainbike

Slide 23 - Slide

https://www.facebook.com/watch/?v=458292928476862

Slide 24 - Link

This item has no instructions

  • Je kunt woorden goed uitspreken; 
  • Je kunt in tempo lezen; 

.......
  • Je herkent een alinea. 
  • Je kunt ...



Slide 25 - Slide

This item has no instructions

10:15 -11:00 uur
TAALCOMPLEET

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • herhaling: maak goede zinnen 
  •  Thema 4: eten en drinken/ Boodschappen doen 
  • Thema 4: ik kom/ wij komen - ik ga/ wij gaan
  • Huiswerkopdracht - praktijk en theorie


Controle huiswerk:
* Doe je boek open op blz. 126

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Luisteropdracht

Slide 28 - Slide

Eerst een keer luisteren met songtekst. 
De tweede keer zelf aanvullen. 

https://youtu.be/V2IQ74CEZLc
4.1. Boodschappen doen
Julia gaat boodschappen doen.
Ze gaat naar de markt.
Ze koopt appels en groenten.

Ze gaat ook naar de bakker de slager.
Ze koopt brood bij de bakker. 
En ze koopt vlees bij de slager.

Max gaat naar de supermarkt.
Je kunt in de supermarkt veel dingen kopen.
Max koopt koffie, boter en suiker.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

4.2. Ik kom - wij komen  / ik ga - wij gaan
Toekomst / future:
Ik kom bij je eten.
Tegenwoordige tijd/ presens
Ik kom naar huis.

Slide 30 - Slide

De stam is onregelmatig. Want je hoort komen ko - men, maar de stam is niet koom, maar kom.
4.2. Ik kom - wij komen  / ik ga - wij gaan
Toekomst / future:
Ik ga bij de juf eten.
Tegenwoordige tijd/ presens
Ik ga naar school.
Ik  
ga
ga ik?
Wij/we
gaan
jij
gaat
ga jij?
jullie
gaan
U/hij/ zij
gaat
gaat hij?
Zij/ze
gaan
* gaan, staan, slaan

Slide 31 - Slide

Regelmatige werkwoorden = - en -> je hebt de stam


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat past niet in het rijtje?

Slide 33 - Slide

4.3. ontbijt lunch en avondeten
Wat is dit?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk voor vrijdag/ overmorgen
*  boek: 4.1 t/m 4.3
|
Blz. 128 t//m 136

* TaalCompleet online 
-- Boekopdrachten 4.1. t/m 4.2.
--- Online opdrachten 4.1. t/m 4.2.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

www. taalcompleet.nl
Inloggen op computer, telefoon of tablet.
 


       Goed te doen                 moeilijk 

Doel behaald?
 * Je weet hoe je moet inloggen op www. taalcompleet.nl
TaalCompleet 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions