Les verbes en "ER"

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"
Doel van de les :
Als jij een taal goed wilt spreken dan gebruik je vervoegde werkwoorden.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse werkwoorden vervoegd worden.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"
Doel van de les :
Als jij een taal goed wilt spreken dan gebruik je vervoegde werkwoorden.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse werkwoorden vervoegd worden.

Slide 1 - Slide

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"
De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters 
"er"
Als je deze letters weghaalt, dan houd je de  STAM  van het werkwoord over.
Achter de stam komt een UITGANG.
 

Slide 2 - Slide

le verbe "donner" [ geven]
"Donner" is hier een hele werkwoord, zo vind je dit woord in een woordenboek.
Zo kun je het vergelijken met "geven".
En zo kun je zeggen dat het  Franse "er" hetzelfde is als 
het NL "en".
Als jij "en" van geven weghaalt hou je "geef" over.
Bij " jij geeft "  schrijf je een "t" achter de stam.

Slide 3 - Slide

le verbe "donner"
en nu gaan we "donner " vervoegen.

Maar eerst : ken jij nog alle persoonlijk voornaamwoord in het Frans ?
Schrijf nu in je schrift alle 9 persoonlijke  voornaamwoorden.
Kijk  Bron C blz 12 in TB als jij het niet meer weet !

Slide 4 - Slide

le verbe donner
Dus nu ken jij de persoonlijk voornaamwoorden weer :

JE/J'   TU   IL/ ELLE/ ON   NOUS   VOUS    ILS /ELLES

Controleer in je schrift !  

Slide 5 - Slide

le verbe donner
je donn   tu donn es
il/elle/on donn e
nous donn ons
vous donn ez
ils/ elles donn ent

Slide 6 - Slide

het regelmatige werkwoord op "er"
Niet alleen donner kan jij vervoegen"

Jij gaat nu ook andere Franse  regelmatige werkwoorden  leren  en vervoegen :
aimer, chercher, commencer, danser,
détester, écouter, habiter, oublier,
parler, regarder, travailler, trouver...


Slide 7 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
Wij vervoegen samen nog een werkwoord zoals donner :
je cherch  
tu cherch es,
il/elle/on cherch e
nous cherch ons
vous cherch ez
ils/elles cherch ent
chercher = zoeken

Slide 8 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
LET OP :
in plaats van een persoonlijk voornaamwoord kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord staan
Bijvoorbeeld :
Le cours commence / il commence
Les élèves aiment la géo/ ils aiment la géo.

Slide 9 - Slide

het regelmatige werkwoord op "er"
Nu ben jij aan de beurt !
Schrijf in je schrift de vervoegingen van  de werkwoorden 
aimer en habiter en van een zelf gekozen werkwoord. 

Denk aan de persoonlijke voornaamwoorden vóór elke vorm van het werkwoord !

Slide 10 - Slide

Het regelmatige werkwoord op "er"
Ben je nu klaar voor een quiz ?

Slide 11 - Slide

waar is de juiste uitgang ?
A
je donnes
B
tu donnes
C
il donnent
D
elle donnez

Slide 12 - Quiz

Waar is de juiste uitgang ?
A
il cherche
B
elle cherchent
C
vous cherchons
D
nous cherchez

Slide 13 - Quiz

waar is de juiste uitgang ?
A
Le cours d'histoire commencent
B
Le cours de maths commences
C
Le cours de français commence
D
Le cours de musique commencez

Slide 14 - Quiz

Waar is de juiste uitgang ?
A
Tu aime le français ?
B
Tu aimez le français ?
C
Tu aimons le français ?
D
Tu aimes le français ?

Slide 15 - Quiz

Waar is de juiste uitgang ?
A
Nous dansons
B
nous dansez
C
vous dansons
D
vous dansent

Slide 16 - Quiz

le verbe être : wat is correct ?
A
je es
B
tu êtes
C
nous sommes
D
ils sommes

Slide 17 - Quiz

le verbe être : wat is correct ?
A
je suis
B
tu est
C
on est
D
vous ête

Slide 18 - Quiz

Welk werkwoord is het ?
De leerlingen luisteren
A
Les élèves cherchent
B
les élèves regardent
C
Les élèves dansent
D
Les élèves écoutent

Slide 19 - Quiz

Les exercices
Nu ga jij zelf oefenen met opdrachten in WB
13d 13e 14a 14b 14c 15 [ m/h ] p53/54
13e 13f 13g 14abc 15 [h/v] p54/55/56

Bonne chance


Slide 20 - Slide