WH- questions in the past

Grammar: WH-questions in the Past simple
Grammar chapter 7.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammar: WH-questions in the Past simple
Grammar chapter 7.

Slide 1 - Slide

WH-words?
Noem er zo veel mogelijk

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

_______ did you go on holiday?
I went to Spain.
A
Who
B
When
C
Where
D
How

Slide 6 - Quiz

_______ did you go on holiday?
I went there in October.
A
Who
B
When
C
Where
D
How

Slide 7 - Quiz

_______ did you see at het Roggefestival?
I saw Davina Michelle and Bløf.
A
Who
B
When
C
Where
D
How

Slide 8 - Quiz

_______ did you make the test?
Great, I had a 10 for the test!

A
How
B
When
C
Where
D
Which

Slide 9 - Quiz

Waar gaan de vragen over?
A
Over nu
B
Over de toekomst
C
Over het verleden

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Zet in de juiste volgorde.
Vraagwoord
werkwoord
werkwoord 2
persoon
de rest
travel
you
did
Where
to?

Slide 12 - Drag question

Zet in de juiste volgorde.
Vraagwoord
werkwoord
werkwoord 2
persoon
de rest
pick
she
Why
did
that book?

Slide 13 - Drag question

Zet in de juiste volgorde.
Vraagwoord
werkwoord
persoon
de rest
Who
that girl
was
in the bus?

Slide 14 - Drag question

Maak een vraag passend bij:
I lived in Buren in 2010.

Slide 15 - Open question

Maak een vraag passend bij:
I visited Australia in 2008.

Slide 16 - Open question

Wat moet je op de toets kunnen?
- Bij een bestaande vraag de goede WH-question kiezen
- Van verleden tijd zinnen een vraag zin met een WH-question kunnen maken 

Slide 17 - Slide