spelling Kijker 7 Les 1: woorden met ng en nk, woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw

1 / 10
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 6

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

woorden met tweetekenklank en meertekenklank

verloop van deze les
- uitleg tweetekenklank en meertekenklank
- filmpje tweetekenklank en meertekenklank
- werkboek spelling oplossen
- werkboek spelling verbeteren
- foto als bewijs

Slide 2 - Slide

woorden met een tweetekenklank
even herhalen:
letters =  het alfabet: a, b, c, d, e, f, g, h, i, j, k, l, m, n, o, p, q, r, s, t, u, v, w, x, y, z

woord met een tweetekenklank = woord waarvan de klank bestaat uit twee verschillende letters van het alfabet (ei, ie, eu, au, ou, oe, ng, nk en uw)
bijvoorbeeld: eieren, iemand, deur, nauw, mouw, moe, koning, kind

let op: lange klanken (aa, ee, oo, uu) zijn eigenlijk ook tweetekenklanken maar dan met twee dezelfde letters van het alfabet in plaats van met twee verschillende letters van het alfabet

Slide 3 - Slide

woorden met een meertekenklank

woord met meertekenklank =woord waarvan de klank bestaat uit meer dan twee letters van het alfabet (aai, ooi, oei, ieuw, eeuw)

bijvoorbeeld: meeuw, haai,hooi, nieuw, kieuwen, moeien

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

      Wat heb je nodig?
- boek van spelling Kijker 7 Les 1 p.1
- werkwoordschema
- indien nodig:Loepje p.7

Slide 6 - Slide

1. Los oefening 1 en 2 op in boek van spelling Kijker 7 Les 1 p.1
      -> gebruik hiervoor de slides van deze les   
      -> gebruik hiervoor je werkwoordschema
     -> gebruik hiervoor indien nodig: Loepje p.7

2. Verbeter oefening 1 en 2 met de verbetersleutel
in het groen

3. schrijf de foute woorden één keer over in het gele kadertje

bijvoorbeeld: schreewen was fout, je trekt een streep door het woord schreewen en je schrijft het woord schreeuwen 1 keer in het gele kadertje

Slide 7 - Slide

TIP oefening 1: 
Zoek het onderwerp en onderstreep het 1 keer met een lat             (zie hulpkaartje paars mapje)

bv: schr eeuw  en      Dat kindje ...... omdat ze naar haar mama wil. 
- Wat is het onderwerp? 'Dat kindje'
- Waar vind ik 'dat kindje' in mijn werkwoordschema? 
dat kindje vind ik niet in mijn werkwoordschema maar ik kan dat vervangen door iemand
- Welk regeltje moet ik dan toepassen?  stam + t 
- stam van schreeuwen = ik schreeuw + t => schreeuwt
Dat kindje schreeuwt omdat ze naar haar mama wil.

Slide 8 - Slide

TIP oefening 2:
Wat is een zelfstandig naamwoord?
= plant, dier, voorwerp of persoon
bv: 
ik beloon                   Ik krijg een mooie beloning.

Slide 9 - Slide

plaats hier een foto van je werkblaadje (ingevuld + verbeterd)

Slide 10 - Open question