Les 40

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Huiswerkbespreking

Samentrekking

Opdrachten 2, 3 en 4 (blz. 63)

Opdracht 2 (blz. 63)

Maak zelf samentrekkingen.

1. Ela geeft in het sportcentrum streetdance- en steplessen. 

2. Bij die zaak kun je trouwjurken, -pakken en -accessoires kopen. 

3. Mijn moeder haalt op zaterdag altijd verse krentenbollen en croissants.

4. In die galerie zie je dure en betaalbare kunstwerken.

5. Deze regels gelden voor zowel hoogopgeleide als laagopgeleide werknemers.

6. Mijn tante Julia houdt erg van reizen, maar durft niet te vliegen.

Opdracht 3 (blz. 63)

1. Noteer welke woorddelen of woorden zijn weggelaten.

2. Geef aan om welke type samentrekking het gaat:
- woordniveau, woordgroepsniveau of zinsniveau
- voorwaartse of achterwaartse samentrekking

a. In de bibliotheek kun je spannende boeken en films lenen.

b. Mijn zus verft haar haar altijd kastanje- of chocoladebruin.

c. Zijn er alleen Italiaanse hapjes of ook Spaanse?

d. Van de 16e tot de 20e eeuw was het Britse Rijk groter dan ooit.

e. Hij is specialist in het bakken van banketletters en -staven.

f. Lotte is heel grappig en past eigenlijk helemaal niet bij die saaie Martijn.

Opdracht 4 (blz. 63)

In de volgende zinnen is er sprake van meer dan één samentrekking.

Noteer de woorden die zijn weggelaten, om welk niveau het gaat, en of er sprake is van voorwaartse of achterwaartse samentrekking.

1. De eerste trein reed van Amsterdam naar Haarlem en bestond uit coupés in de eerste, tweede en derde klassen.

2. De rode baan van de Nederlandse vlag staat voor ´het volk´, de witte voor ´de adel´ en de blauwe voor ´de kerk´.

3. In Artis wonen roodwang- en woudschildpadden en er zijn wel Aziatische olifanten, maar geen Afrikaanse.

4. Jos verzamelt oude filmaffiches uit Frankrijk en verkoopt recente uit de VS.

Beantwoord de volgende vragen.

Theorie samentrekking

Er zijn lieve en stoute kinderen.

1. Voorwaartse samentrekking
2. Achterwaartse samentrekking

Heb jij een antieke lamp en een moderne?

1. Voorwaartse samentrekking
2. Achterwaartse samentrekking

Kom je met de trein, de auto of met de bus?

1. Voorwaartse samentrekking
2. Achterwaartse samentrekking

Iedereen moet zich in het binnen- en buitenland kunnen identificeren.

1. Voorwaartse samentrekking
2. Achterwaartse samentrekking

Bedenk een zin met een voorwaartse samentrekking.

Bedenk een zin met een achterwaartse samentrekking.

Op de zon- en feestdagen zijn we gesloten.

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

Iris voetbalt op zaterdag en Jan op zondag.

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

De carnavalsfeesten en -optochten zullen dit jaar helaas niet doorgaan.

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

Gisteren kocht ik dure armbanden en ringen

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

Jeroen is heel grappig en past eigenlijk helemaal niet bij Sanne.

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

De kleine en grote appartementen zijn allebei verkocht.

1. Woordniveau
2. Woordgroepsniveau
3. Zinsniveau

Bedenk een zin met een samentrekking op woordniveau.

Bedenk een zin met een samentrekking op woordgroepsniveau.

Bedenk een zin met een samentrekking op zinsniveau