THEATERTEKSTEN | Les 2 monoloog

THEATERTEKSTEN SCHRIJVEN | Les 2
Monoloog schrijven
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DramaMBOMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3Studiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

THEATERTEKSTEN SCHRIJVEN | Les 2
Monoloog schrijven

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

OPWARMER | NAMENBAL
Onze afspraken tijdens drama
1. Luister naar elkaar en praat er niet doorheen.
2. Ga voorzichtig om met elkaar en ons materiaal.
3. Blijf bij je groepje en werk samen aan de opdracht.
4. Heb respect voor elkaar.
Telefoon in je kluisje.

+ Neem elke les een pen mee!! 
+ Leg je teksten netjes in de kast (einde van de les)

Slide 2 - Slide

Bespreek kort de regels van drama.
Tijdens de vorige les heeft elke klas afspraken met elkaar gemaakt. Dit is een samenvatting van alle afspraken.
Wat is een monoloog?
Een monoloog is alleenspraak; een betoog van één persoon die aan het woord is (en blijft), vaak zonder dat er toehoorders zijn.
Bekendste voorbeeld: Hamlet - Shakespeare
"To be, or not to be. That is the question."


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat is een monoloog?
In een monoloog deelt het personage hun binnenwereld (gedachten, gevoelens en innerlijke strijd) met de buitenwereldDat kan zijn:
- Direct tegen het publiek (4e muur doorbreken)
- Tegen hunzelf
- Tegen een ander (aanwezig of niet)

Slide 4 - Slide

Licht de buitenwereld verder toe met het voorbeeld van Hamlet: In zijn monoloog vraagt hij zichzelf af of het beter is om anderen te gehoorzamen en zichzelf daarin te verliezen. Of dat hij juist bij zichzelf moet blijven en moet vechten voor wat juist is, mogelijk tot de dood.
Verschillende interpretaties leggen de nadruk op dat Hamlet met dit monoloog zichzelf helpt een keuze te maken, terwijl andere benadrukken dat Hamlet hardop zijn gedachten uit omdat hij weet dat zijn vijand hem afluistert.

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Schrijfopdracht 1
Je schrijft in de IK vorm

Je schrijft beeldend 
Je wilt dat de luisteraar het meteen voor zich ziet!

We schrijven in 4 stappen:

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Stap 1 en 2




Schrijf 3 voorwerpen op







Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Stap 1 en 2




Schrijf 3 voorwerpen op

Kies 1 voorwerp waar jij over gaat schrijven





Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stap 3
  • Je gaat een monoloog schrijven alsof jij het voorwerp bent.
  • Schrijf je tekst in de IK vorm, schrijf beeldend en geef je voorwerp menselijke eigenschappen.
  • We schrijven 2 minuten zonder onderbreking door. Alles is goed, niets is fout. Schrijf wat er ook maar in je opkomt, censureer niet.
  • Als je niks meer weet, herhaal je gewoon woorden of een zin tot er weer wat komt.
Begin de tekst met een van deze zinnen:







Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kies 1 beginzin en ga non-stop schrijven
Ik wil.....


Laat me.....


Was ik maar....


timer
2:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Stap 4
  • Lees de tekst goed door voor jezelf. (alleen voor jezelf)
  • Onderstreep nu minimaal 7 woorden die je opvallen, aantrekken, fascineren, vragen oproepen of je triggeren.
  • Onderstreep ook een paar zinsfragementen of zinnen.
  • Schrijf deze woorden en zinnen (zinsdelen) bovenaan een lege pagina.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

Schrijven van een Monoloog


Elk monoloog heeft een personage en onderwerp, maar ook:
  • Bepaal aan wie je de monoloog richt (ander, jezelf, publiek)
  • Wat is het doel/de noodzaak (waarom?)
  • Begin vanuit een emotie
    boos/blij/gekwetst/verliefd/verdrietig etc. 
  • Een monoloog bevat conflict, spanning en emotie
  • Werk met een duidelijk begin-midden-eind

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

De opbouw van een monoloog
Een monoloog heeft altijd een begin, midden en eind.

Dit kan bijvoorbeeld zijn:

    Een meisje is verliefd op een jongen (begin)
   Hoe gaat ze het hem vertellen? (midden)
    Ze vertelt het hem morgen in de pauze (eind)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Monoloog van 10 - 15 zinnen
Vanuit de zinnen bovenaan je pagina schrijf je een monoloog: 
  • Wie laat je spreken? (het voorwerp of een nieuw personage)
  • Aan wie is dit monoloog gericht? (de ander, jezelf, publiek)
  • Waarom moet diegene dit horen? (wat is het doel/noodzaak)
Begin je monoloog met 1 emotie en een beginzin:
"Hier sta / lig / loop / hang ik dan..."
Laat het verlangen van het personage spreken!
timer
15:00

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Monologen lezen
  • We gaan elkaars teksten lezen. Maak een groepje van 4/5.
  • Luister goed naar elkaar en bespreek na elke tekst:
  • TOP: Wat werkt goed? (interessant, grappig, ontroerend, etc)
  • TIP: Wat kan nog beter?         (schrijf tip/top in je schrift!)
- Is er sprake van Emotie? Spanning? Conflict?
- Is het duidelijk wat het personages wilt? Van zichzelf / ander?
- Voel je de noodzaak van het personage in dit monoloog? 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Voordat we de les afronden:
1. Zet je tafel in toets opstelling (6 rijen)
2. Draai je tafel 180* (je kijkt dus naar de achterwand)

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Afronding les 1Introductie theaterteksten
Afronding les 2

In een monoloog deelt een personage over hun binnenwereld. Wat bedoelen we daarmee?
  • De binnenwereld zijn de gedachten, gevoelens en innerlijke strijd van het personage.
  • Wat bedoelen we dan met de buitenwereld?
  • Waar het personage hun monoloog aan richt. Bijvoorbeeld hardop tegen hunzelf, tegen een ander (aanwezig of niet) of direct aan het publiek (4e muur).

Slide 20 - Slide

This item has no instructions