Herhalingsles aanwijzend voornaamwoord

Lessonup.app
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lessonup.app

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Mijn kennis over het aanwijzend voornaamwoord is weer opgehaald.

- Ik kan het aanwijzend voornaamwoord toepassen in zinsverband.

Slide 2 - Slide

Wat is de functie van een aanwijzend voornaamwoord?

Slide 3 - Open question

Maak een Nederlandse zin waar een aanwijzend voornaamwoord staat.

Slide 4 - Open question

Mannelijk
Vrouwelijk
Enkelvoud
Meervoud

Slide 5 - Slide

Dus:
In het Nederlands gaat het om de woorden 'deze, die, dit, dat'.

Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
ce mannelijk enkelvoud
cette vrouwelijk enkelvoud
cet
mannelijk enkelvoud met een klinker of
stomme h
ces mannelijk meervoud
ces vrouwelijk meervoud
Bijvoorbeeld:
ce garçon = deze jongen
cette fille = dit meisje
cet hôtel = dit hotel
ces garçons = deze jongens
ces filles = deze meisjes
In het Nederlands gaat het om de woorden 'deze, die, dit, dat'.

Het aanwijzend voornaamwoord past zich aan aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.



Bijvoorbeeld:
ce garçon = deze jongen
cette fille = dit meisje
cet hôtel = dit hotel
ces garçons = deze jongens
ces filles = deze meisjes









Ce
Mannelijk enkelvoud
Le-woorden
Cet
Mannelijk enkelvoud
Le-woorden ; beginnend met een klinker of stomme H
Cette
Vrouwelijk enkelvoud
La-woorden
Ces
Mannelijk en vrouwelijk meervoud
Les-woorden

Slide 6 - Slide

Vul in:

____ match est très important.

Slide 7 - Open question

Vul in:

Il veut regarder ___ émission de sport.

Slide 8 - Open question

Vul in:

Tous ___ articles sont intéressants.

Slide 9 - Open question

Vul in:

Norah a acheté ___ billets d'entrée.

Slide 10 - Open question

Vul in:

Elle veut aller à ___ concert.

Slide 11 - Open question

Vul in:

___ fille est très sportive.

Slide 12 - Open question

Vul in:

Tu connais ___ acteur américain?

Slide 13 - Open question

Les devoirs
Maken: 
- opdracht 30 t/m 32

Leren:
- vocabulaire A t/m F
- het bezittelijk voornaamwoord
- het aanwijzend voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide