Hoofdstuk 7 - decimale getallen

Decimale getallen
Hoofdstuk 7
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Decimale getallen
Hoofdstuk 7

Slide 1 - Slide

Decimale getallen zijn kommagetallen
Decimale getallen 

                1   2   3
     3 decimale getallen

Slide 2 - Slide

Afronden van decimalen
Bij afronden op een geheel getal => Kijk naar het 1e cijfer achter de komma:
  • 0,2 wordt 0     (<5)
  • 0,7 wordt 1     (>5)
  • 0,wordt 1     (>5)

Bij afronden op één decimaal => Kijk naar het 2e cijfer achter de komma:
  • 0,23 wordt 0,2     (< 5)
  • 0,38 wordt 0,4     ( >5)

Slide 3 - Slide

Oefenopgaven
1)     Hoeveel cijfers heeft 8,456 achter de komma?

2)     Welke cijfers horen bij A en B? 

3)     Gebruik:  >, < of =
a)      0,48 ..... 0,048
b)      2,459 ...... 2,45

4)     Rond af op een geheel getal:
a)     3,7
b)     36,358

Slide 4 - Slide

Aan de slag
Maak opdracht: 1, 3, 4, 6, 8, 11

Slide 5 - Slide

Controleer en verbeter je antwoorden!

Slide 6 - Slide

Controleer en verbeter je antwoorden!

Slide 7 - Slide

Pak alleen je etui op tafel
Voorbeelden van schatten:

* 995 + 998 ligt in de buurt van 1000 + 1000 = 2000
* 82 x 89 komt in de buurt van 80 x 90 = 720
* 12,21 x 3,1 is iets meer dan 12 x 3 = 36
* 13 + 7,486 is meer dan 13 + 7 = 20 of ligt in de buurt 
van 13 + 7,5 = 20,5

Slide 8 - Slide

Decimale getallen 
vermenigvuldigen en delen

Stap 1: Je schrijft de som op.
Stap 2: Je haalt de komma weg.
Stap 3: Je rekent de som uit zonder komma.
Stap 4: Je zet de komma terug. (Daarbij kijk je naar het aantal getallen achter de komma in de som)
Stap 5: Controleer je antwoord.

Slide 9 - Slide

7 x 0,9 =
A
6,3
B
7,2
C
0,72
D
0,63

Slide 10 - Quiz

4 x 0,4 =
A
16
B
0,16
C
160
D
1,6

Slide 11 - Quiz

2,4 : 8 =
A
3
B
0,3
C
0,03
D
0,04

Slide 12 - Quiz

Vermenigvuldigen door 10, 100, 1000.

Slide 13 - Slide

1000 x 0,9 =
A
90
B
9
C
900
D
9000

Slide 14 - Quiz

100 x 0,04 =
A
4
B
40
C
400
D
4000

Slide 15 - Quiz

Delen door 10, 100, 1000.

Slide 16 - Slide

30 : 100 =
A
0,03
B
0,3
C
3
D
30

Slide 17 - Quiz

0,8 : 10 =
A
0,08
B
0,8
C
8
D
80

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
Hoe?
Zelfstandig
Ik loop rond voor vragen

Hoofdstuk
Hoofdstuk 7

Opdr.
14, 15, 17, 20, 23, 25, 27
(blz. 133 t/m 142

Klaar?
Iets voor jezelf doen,waarbij je niemand anders stoort. 


timer
15:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide