De nadagen van het Ottomaanse Rijk I

De nadagen van het Ottomaanse Rijk 
Verval, verdeling, vernieuwing 
1870-1923

 Een wereldrijk dat meer        
dan 600 jaar heeft bestaan

< In 1299 gesticht door Osman I                     
1 / 16
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

De nadagen van het Ottomaanse Rijk 
Verval, verdeling, vernieuwing 
1870-1923

 Een wereldrijk dat meer        
dan 600 jaar heeft bestaan

< In 1299 gesticht door Osman I                     

Slide 1 - Slide

Het Ottomaanse (Osmaanse) rijk
  • Geregeerd door directe afstammelingen van Osman I: Sultans
  • In de 17e eeuw was het rijk op zijn hoogtepunt: van Marokko tot Irak, van Hongarije tot Ethiopië
  • In 1683 stonden hun legers zelfs voor de poorten van Wenen
  • Het Ottomaanse rijk speelde een belangrijke rol  bij de verspreiding van de Islam en in de specerijenhandel
  • In 1453 werd de laatste Christelijke keizer uit Constantinopel verjaagd
  • Kortom, grote overwinningen en wereldmacht van Europa, maar vanaf 18e eeuw: zieke man van Europa.. Hoe dan?!

Slide 2 - Slide

1683 de Turken voor de poorten van Wenen

Slide 3 - Slide

In de 18e eeuw brokkelt de macht van het Turkse Rijk af

Slide 4 - Slide

Interne oorzaken
  • Europa kende technologische vooruitgang: wetenschappelijke revolutie, De Verlichting en de Industriële revolutie.
  • De sultans hadden hele conservatieve adviseurs: conservatieve geestelijken. 
  • Een aantal zwakke sultans
  • Opkomst nationalisme: multinationaal =veelvolkerenstaat: Grieken, Serviërs en Bulgaren willen onafhankelijk worden!
  • Het Ottomaanse rijk krimpt!





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Sultan Abdul Hamid II is machteloos tegen de Britten en het verval van het Turkse Rijk

Slide 7 - Slide

Jong-Turken
  • Groep Jonge officieren uit het Ottomaanse leger grijpen in 1908 de macht
  • Willen het rijk moderniseren, de krimp en achteruitgang tegenhouden én de Europese grootmachten buiten de deur houden. 
  • De Turken moeten de belangrijkste bevolkingsgroep van het rijk worden: Iedereen moet Turks zijn, Turks het belangrijkst! Ten koste van andere volken: Koerden, Arabieren en Armeniërs. 
  • Juist meer nationalisme!



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Externe oorzaken
  • Het westen profiteerde van deze versplintering: vooral Frankrijk en Engeland. 
  • Modern Imperialisme

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Nog meer externe oorzaken
  • Rusland werd vanaf 1800 machtiger en het Russische leger onder Tsaar peter de Grote trok tot in de Kaukasus.
  • In 1869 werd het Suezkanaal geopend. Dit verkorte de reistijd naar Azië met 40%! Groot-Brittannië wist de route in handen te krijgen en het bezette veel gebieden rondom het kanaal om de route te beschermen.
  • Aan het einde van de 19e eeuw werd er aardolie ontdekt. Vlak nadat de benzine werd uitgevonden. GB had 51% van de aandelen in handen.

Slide 12 - Slide

1869 Opening Suez kanaal

Slide 13 - Slide

Door het Suez kanaal hebben de Britten een kortere route naar Brits-Indië

Slide 14 - Slide

De Eerste Wereldoorlog
  • Tijdens de Eerste Wereldoorlog kozen de Ottomanen de kant van de centralen (Duitsland en Oostenrijk Hongarije).
  • Slag om het Suezkanaal werd neergeslagen.
  • Slag om de Kaukasus ook.
  • Wraak op de Christelijke Armeniërs! Deze minderheid helpt vast stiekem de Russen!
  • In april 1915 werd de hele Armeense bevolking naar de woestijn gedeporteerd naar de Syrische woestijn.
  • Begin van een reeks massaslachtigen: 600.000 tot 11 miljoen doden.

Slide 15 - Slide

Genocide
In 1948, the United Nations defined genocide as any of five "acts committed with intent to destroy, in whole or in part, a national, ethnical, racial or religious group". These five acts were: killing members of the group, causing them serious bodily or mental harm, imposing living conditions intended to destroy the group, preventing births, and forcibly transferring children out of the group. Victims are targeted because of their real or perceived membership of a group, not randomly.

Slide 16 - Slide