week 2 - les 1 - spelling H2

1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vandaag
Spelling H2
Huiswerk H1 ingeleverd???

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Ik weet wanneer ik een meervouds -n moet gebruiken bij bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandig gebruikte telwoorden.

Slide 3 - Slide

Wat is een telwoord en wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 4 - Open question

Telwoorden (sommige, enkele, alle)
Met -n als het voldoet aan de voorwaarden:
1.  Woord heeft betrekking op personen.
2. Het moet zelfstandig gebruikt worden.
Allen deden goed mee op de sportdag en sommigen hadden geen spierpijn.

Slide 5 - Slide

Enkele/enkelen van die slangen zijn levensgevaarlijk.
A
Enkele
B
Enkelen

Slide 6 - Quiz

Beide/beiden banketbakkers bakken lekkere taarten.
A
beide
B
beiden

Slide 7 - Quiz

Bijvoeglijk naamwoord -n
Voorwaarden: 1. Betrekking op personen. 2. Zelfstandig gebruikt.
Personen: meervoud: n, enkelvoud: e
De kleintjes worden veel eerder wakker dan de groten.


Slide 8 - Slide

Telwoorden altijd met een -n
Honderden, tienen, duizendtallen, enz.
In de tuin leken wel duizenden narcissen te staan.

Slide 9 - Slide

Zij zijn de enige/enigen die een bril dragen.
A
enige
B
enigen

Slide 10 - Quiz

De reizigers willen wel naar het strand, maar sommige/sommigen willen niet zwemmen.
A
sommige
B
sommigen

Slide 11 - Quiz

Met of zonder -n?

In Praag kwamen we in de meivakantie een heleboel bekende(-n) tegen.
A
met -n
B
zonder -n

Slide 12 - Quiz

met of zonder -n?

Jan en Diana zijn de enige(-n) uit de klas die niet op de klassenavond waren.
A
met -n
B
zonder -n

Slide 13 - Quiz

Als telwoorden geen personen aanduiden of niet-zelfstandig (maar bijvoeglijk) gebruikt worden, schrijf je ze [met|zonder] -n.
A
Met
B
Zonder

Slide 14 - Quiz

Met of zonder -n?
Die boeken zijn al erg oud, maar sommige(n) zijn best leuk
A
Sommige
B
Sommigen

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste vorm van de onderstreepte telwoorden (met of zonder -n):

De op de grond gevallen chocoladekoekjes waren [alle/allen] stuk.
A
alle
B
allen

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste vorm van de onderstreepte telwoorden (met of zonder -n):

De [meeste|meesten] mensen waren op tijd in de bioscoopzaal aanwezig.
A
meeste
B
meesten

Slide 17 - Quiz

Werkdoelen (deadline: 18-01)
Spelling H2: maken opdr. 1, 2, 3, 9 en 10
Kijk spelling H1 na!

Slide 18 - Slide