les 2 - Reliëf als klimaatfactor

Na 2 minuten...
  • Telefoons in de telefoontas of tas!!
  • Bespreken H6 par 2 
  • Nog vragen over par. 1 (nakijken via SOM)
  • Noteer huiswerk: 


Ben je klaar maak je een samenvatting van het leerboek en basisboeknummers







timer
2:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Na 2 minuten...
  • Telefoons in de telefoontas of tas!!
  • Bespreken H6 par 2 
  • Nog vragen over par. 1 (nakijken via SOM)
  • Noteer huiswerk: 


Ben je klaar maak je een samenvatting van het leerboek en basisboeknummers







timer
2:00

Slide 1 - Slide

H5 Par. 2- Reliëf en klimaat                        
Wat valt je op als je kijkt naar het reliëf van Nederland?
Weet jij de naam van dit gebergte?
Weet jij de naam van dit gebergte?
Kaart reliëf Europa
Natuurkundig kaart !

Slide 2 - Slide

Wat is reliëf?

Slide 3 - Open question

Er zijn 4 vormen reliëf van hoog naar laag 
1- hooggebergte > 1500m
2- middelgebergte 500-1500m
3- heuvelland 200-500m
4- laagland < 200m

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Welke reliëf-vormen kun je in Nederland aantreffen?
A
Hooggebergte
B
Middelgebergte
C
Heuvelland en laagland
D
Er is geen reliëf in Nederland, het is plat

Slide 7 - Quiz

Hoe noem je deze vorm van een gebied?
A
Eiland
B
Continent
C
Gelede kust
D
Schiereiland

Slide 8 - Quiz

Europa heeft 4 grote schiereilanden:
1- het Iberisch Schiereiland (Spanje+Portugal)
2- Italië 
3- Scandinavisch Schiereiland
4- Griekenland 

Slide 9 - Slide

Temperatuur en reliëf
Het reliëf heeft invloed op de temperatuur
De temperatuur gaat per 100 m. met 0,6 °C omlaag 
(1km omhoog = 6 °C kouder)
Onthouden: hoe hoger hoe kouder!
aantekening

Slide 10 - Slide

Waarom is het kouder boven op een berg? 
Hoger is toch dichter bij de zon?
De zon verwarmt niet de lucht maar het aardoppervlak. Lucht neemt bijna geen zonnewarmte op, het aardoppervlak wel. De lucht wordt dus vanaf de grond opgewarmd! Hoe verder je van het aardoppervlak zit, hoe kouder. De zon staat bovendien 150 miljoen kilometer van de aarde... die bergtop maakt niks uit op die afstand.

Een andere reden voor de lage temperatuur op de berg is dat de lucht daar dunner is, ook wel ijler genoemd. Er is minder lucht, daardoor is de luchtdruk lager en worden de luchtdeeltjes minder samengedrukt dan onderaan de berg. Hoe minder lucht wordt samengedrukt, hoe kouder het is.  

Slide 11 - Slide

Reliëf & temperatuur
- Scandinavisch Hoogland heeft een noord-zuidligging.
- In Bergen is het nooit heel koud. Dat komt door de invloed van de Golfstroom en de westenwinden.
- Verder naar het oosten ligt Lillehammer, daar is het ‘s winters erg koud, de aanlandige wind heeft daar geen invloed meer. --- De Noorse havens vriezen niet dicht, maar die in Zweden, aan de oostkust, wel.


- In de zomer is het in Noorwegen juist koeler en in Zweden warmer.
- Het verband tussen reliëf en temperatuur is: hoe hoger, hoe kouder, per 100 m omhoog gaat de temperatuur met 0,6 ºC naar beneden. 

Slide 12 - Slide

Neerslag en reliëf
Een gebergte kan de scheiding vormen tussen een gebied waar het veel regent en een droog gebied.
Hoe werkt het?
Vochtige lucht van zee moet opstijgen tegen een gebergte. Lucht die opstijgt koelt af (hoe hoger hoe kouder) en het gaat regenen: stuwingsregen

De natte kant van een gebergte heet: loefzijde (windkant)
Aan de andere kant van het gebergte valt bijna geen neerslag omdat de lucht hier weer daalt. Dalende lucht warmt op, waterdruppels worden weer waterdamp: het is hier droog. We zeggen ook wel dat dit gebied in de regenschaduw ligt.
De droge kant van een gebergte heet: lijzijde

Kijk op de volgende dia om de tekening te zien die dit uitlegt.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Reliëf & neerslag
- Door de bergen ontstaan stuwingsregens aan de Noorse westkust.
Het regent daardoor veel. 
- Aan de andere kant valt minder neerslag.
Dit is de kant van de regenschaduw. 


- Als er geen bergen zijn, kunnen aanlandige winden ver het binnenland binnendringen. Dit komt veel voor in het laagland van
West- en Oost-Europa. Hoe verder naar het oosten, hoe minder neerslag
de winden kunnen meenemen. 

- Zelfs in het vlakke Nederland speelt reliëf een rol. In gebieden die hoger
liggen valt meer neerslag, zoals Zuid-Limburg en de Veluwe.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Waarom valt de meeste neerslag altijd aan de loefzijde van de berg?

Slide 18 - Open question

Waarom valt er aan de lijzijde weinig neerslag?

Slide 19 - Open question

Hoe noem je deze reliëf vorm?
A
Hooggebergte
B
Middelgebergte
C
Heuvelland
D
Laagland

Slide 20 - Quiz

De havens in Zweden vriezen dicht in de winter en de havens in Noorwegen niet. Hoe kan dat?
A
De Zweedse havens liggen veel hoger
B
De Zweedse havens liggen achter een gebergte, daar is het kouder
C
De Noorse havens profiteren van de warme Golfstroom
D
De Noorse havens zijn kleiner

Slide 21 - Quiz

Stuwingsneerslag is neerslag dat opstijgt tegen een gebergte
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Loefzijde is hetzelfde als regenschaduw
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een gebergte kan neerslag en temperatuur tegenhouden
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Wat houd de Golfstroom in?
A
Zeestroom vanaf Hawaii naar West-Europa
B
Zeestroom van Golf van Mexico naar West-Europa
C
Zeestroom doordat de wind uit één richting waait
D
Zeestroom wat zorgt voor hoge golven

Slide 25 - Quiz

Welke 3 begrippen horen bij stuwingsneerslag
A
warme vochtige lucht, condensatie, neerslag
B
koude droge lucht, condensatie, regen
C
stijgende lucht vanaf de lijzijde, neerslag, wolkbreuk
D
Wind vanaf land, weinig wolken, veel neerslag

Slide 26 - Quiz

Wat zijn middelgebergten
A
Gebied met bergtoppen tussen de 1000 en 1500 meter
B
Gebied met bergtoppen tussen de 750 en 1500 meter
C
Gebied met bergtoppen tussen de 500 en 1000 meter
D
Gebied met bergtoppen tussen de 500 en 1500 meter

Slide 27 - Quiz

Wat is reliëf
A
hoogteverschillen tussen mensen
B
hoogteverschillen in het landschap
C
hoogteverschillen tussen gebouwen in het landschap
D
hoogteverschillen op het platteland

Slide 28 - Quiz

Wat is typerend voor een Middellandse Zeeklimaat
A
Zeeklimaat, natte zomers, lage temperaturen
B
Zeeklimaat, droge zomers, hoge temperaturen
C
landklimaat, natte zomers, lage temperaturen
D
landklimaat, droge zomers, hoge temperaturen

Slide 29 - Quiz

Wat verstaan we onder luchtstreek?
A
Temperatuurzone op aarde, tropen, gematigde zone poolstreken
B
Landen met dezelfde lucht zoals Nederland, België, Luxemburg
C
Lucht op aarde zoals tropische lucht, poollucht en gematigde lucht
D
lucht vanuit een bepaalde richting

Slide 30 - Quiz

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 31 - Quiz

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 32 - Quiz

Oefenen
Wat? leerboek H6.2 blz 90 - 91 
Werkboek blz 96- 97
Opdrachten 1 t/m 8 -Atlas: 1,2,3,7,8
Hoe? Zs
Hoelang? 15 min.
Hulp? steek je vinger op 
Klaar? Nakijken via SOM en maak een samenvatting van H6.1 en H6.2 en B44,48,49,53,54 58 en 101
timer
15:00

Slide 33 - Slide

Schrijf 2 dingen op die je vandaag hebt geleerd..

Slide 34 - Open question

Ik wil graag extra uitleg over....

Slide 35 - Open question