23. Juni / over de leestoets

Lernziel

  • Je weet wat de leestoets inhoudt
  • je kent de betekenis van de meest voorkomende Duitse woorden in een vraag
Programm

  • Over de leestoets
  • Opdrachten oefenen
  • Zelfstandig werken naar keuze
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lernziel

  • Je weet wat de leestoets inhoudt
  • je kent de betekenis van de meest voorkomende Duitse woorden in een vraag
Programm

  • Over de leestoets
  • Opdrachten oefenen
  • Zelfstandig werken naar keuze

Slide 1 - Slide

Tot nu toe behandeld
  • teksten gelezen
  • opdrachten gemaakt
  • gebruik woordenboek geoefend
  • leesstrategieën behandeld
  • signaalwoorden behandeld en geoefend
  • infinitief behandeld

Slide 2 - Slide

Voorbereiding
Leren:
  • Alle woorden Duits-Nederlands van de hoofdstukken 1-6
  • de betekenis van de meest voorkomende Duitse woorden in een vraag
  • lijstje met signaalwoorden (Jaarbijlage in SOM)



Doen:
  • Lees alle teksten van de hoofstukken 1 t/m 6, D en H.
  • Lees de teksten in je boek, markeer, onderstreep, zoek moeilijke woorden op en zet de betekenis erbij.
Liever actualiteit lezen? Ga naar https://www.zdf.de/kinder/logo en pluis de teksten uit.

Slide 3 - Slide

Leestoets:
 vr 4 juli 2de en 3de uur

  • 11 teksten, groot en klein
  • 32 vragen (in Ned en Du), 40 punten
  • 100 minuten
Zelf meenemen:

Woordenboek D-N

Slide 4 - Slide

Veel gebruikte woorden in opgaven

Schrijf over, zoek op en leer.
Werk samen.


1 Was wird im Absatz ..... deutlich über......
2 Welcher Grund/welche Gründe.......
3 erwähnen/erwähnte/erwähnt
4 Welche Aussage über ...... stimmt mit Aussage ..... überein?
5 übereinstimmen
6 Unterschied
7 laut Absatz ....
timer
4:00

Slide 5 - Slide

Veel gebruikte woorden in opgaven

1 Was wird im Absatz ..... deutlich über......
2 Welcher Grund/welche Gründe.......
3 erwähnen/erwähnte/erwähnt
4 Welche Aussage über ...... stimmt mit Aussage ..... überein?
5 übereinstimmen
6 Unterschied
7 laut Absatz ....



Betekenis

1 Wat wordt in alinea ...... duidelijk over .......
2 Welke reden/redenen
3 vermelden/vermeldde/vermeld
4 Welke uitspraak over .... komt overeen met alinea .......
5 overeenkomen
6 verschil
7 volgens alinea

Slide 6 - Slide

Absatz
Grund
überein-
stimmen
passt zu
Aussage
laut
Unter-
schied
erwähnen
uitspraak
reden
verschil
overeen-
komen
volgens
alinea
past bij
vermelden

Slide 7 - Drag question

Welke uitspraak past bij jou?
Ik ben klaar voor de leestoets. Moet alleen nog leren.
Ik wil nog oefenen met de oefentoets.
Ik heb nog vragen.
Ik ga alleen nog leren.
Ik vind het niet zo boeiend om een goed resultaat voor de leestoets te halen.

Slide 8 - Poll


Ik ga een voldoende halen
Ik ga een onvoldoende halen
Ik zal rond de 5,5 eindigen

Slide 9 - Poll


Wat heb je nog 
nodig om 
teksten te kunnen begrijpen?

Slide 10 - Slide

Selbständig arbeiten

Wähle:
- lees een tekst uit de methode
- Lees teksten uit de oefentoets en maak bijbehorende opdrachten (antwoordmodel in SOM jaarbijlage)
- leer voor een ander vak.

Slide 11 - Slide