Spaans U2 periode 3 17 de mayo de 2021

La clase de español U2

lunes, 17 de mayo de 2021

1 / 51
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

La clase de español U2

lunes, 17 de mayo de 2021

Slide 1 - Slide

timer
1:00
1. Van welk(e) Spaans woord(en) zal/(zullen) finde de afkorting zijn?
2. Wat voor nieuws ga je in deze les denk je leren?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Hoy en clase
La clase anterior
La preparación para la clase de hoy
(Mirar vuestras errores en las cartas: en clase no en casa )
Actividades para el fin de semana con el verbo ir a
Hablar en español con ir a 
Herhaling: onbepaalde/bepaalde lidwoorden en nieuwe stof: dit/deze
La evaluación
La preparación para la siguiente clase
Un concurso sobre España para los alumnos en casa

Slide 4 - Slide

objetivo de la clase
Hablar en español lo que vas a hacer  este finde y saber este/esta/estos/estas.

Slide 5 - Slide

La preparación para la clase de hoy

Slide 6 - Slide

timer
1:00
Mira las imágenes y escribe las actividades en la clase anterior en holandés

Slide 7 - Mind map

Nosotros no (poder, ue) de casa.
A
pudimos
B
podemos
C
puedimos
D
puedemos

Slide 8 - Quiz

Yo no (entender, ie) la preguntas
A
entenda
B
entendo
C
entienda
D
entiendo

Slide 9 - Quiz

Yo (conocer) muchas series españolas
A
conosco
B
conoco
C
conosca
D
conozco

Slide 10 - Quiz

Ik word wakker
A
me levanto
B
me desperto
C
despierto
D
me despierto

Slide 11 - Quiz

Vertaal de volgende werkwoorden in de juiste vorm ZONDER NADRUK:
1. ik kan
2. wij slapen
3. hij staat op
4. ik weet
5. ik vertrek/ik ga uit
6. hij zegt

timer
3:00

Slide 12 - Open question

¿Qué tiempo hace en este momento en Ámsterdam?
timer
0:30

Slide 13 - Open question

Mira tus errores de tu carta y escribe lo que tienes que aprender para la semana que viene en holandés:
Mijn leerdoelen voor de volgende week zijn:

timer
3:00
Klik hier!
Alleen voor leerlingen op school.
Leerlingen die thuis zitten, krijgen hun brief volgende week te zien.

Slide 14 - Open question

El objetivo de la clase de hoy hablar en español sobre....

Slide 15 - Slide

Vervoeg het werkwoord gaan (de hele rij) zonder nadruk
timer
1:00

Slide 16 - Open question

Un vídeo sobre ir a
Je gaat zo dadelijk een video bekijken waarin wordt gezegd wat iemand in het weekend van plan is te gaan doen. Je krijgt er vragen over.

Slide 17 - Slide

9

Slide 18 - Video

Ir a + heel werkwoord: 
Als je wilt zeggen wat je gaat doen/van plan bent om te doen dan gebruik je in het Spaans een vervoeging van ir + a en dan een heel werkwoord:
bijv. ik ben van plan om naar een feest te gaan/ik ga naar een feest
voy a ir a una fiesta
Ik ga/ik ben van plan om te gaan leren voor Spaans.
Voy a estudia para español

Slide 19 - Slide

00:31
Welke dag is het?
Beantwoord in het Nederlands.

Slide 20 - Open question

00:40
Wat gaat ze op het feest doen?
Beantwoord in het Nederlands.

Slide 21 - Open question

00:58
¿Qué van a hacer los padres después de la obra de teatro?
A
ir a casa
B
cenar en casa
C
cenar en casa de amigos
D
cenar en un restaurante

Slide 22 - Quiz

01:06
Wat doet het meisje op zaterdagochted?

Slide 23 - Open question

01:16
¿Dónde van los padres el sábado por la mañana?
A
van a la casa de la abuela
B
van a un centro comercial
C
van a un mercado
D
van a un supermercado

Slide 24 - Quiz

01:38
¿Quién va a jugar al fútbol el domingo?
A
El hermano
B
El padre
C
La chica
D
Los amigos

Slide 25 - Quiz

01:55
¿Qué va a hacer la chica?
A
een rondje fietsen.
B
door de stad wandelen.
C
naar een museum.
D
met vrienden afspreken.

Slide 26 - Quiz

02:14
¿Qué van a almorzar el domingo?
A
pasta
B
paella
C
tortilla
D
pizza

Slide 27 - Quiz

02:22
¿Y tú qué vas a hacer este fin de semana?

Slide 28 - Open question

ter info: El examen oral
Je moet in tweetallen en met je docent een gesprekje voeren in het Spaans.
je moet elkaar en je docent ook vragen stellen.
de onderwerpen gaan over:
persoonlijke informatie, routine
school, huis, weer, slaapkamer, familie.
31 mei en 7 juni zijn de mondelingen (als je geen mondelingen hebt, dan maak je de les in lessonup)
Kies een klasgenoot uit die in je groep zit en met wie je op hetzelfde niveau zit.

Slide 29 - Slide

Escribe 4 preguntas sobre el fin de semana met ir a + bijv. ¿Dónde vas a ir este fin de semana?
timer
2:00

Slide 30 - Open question

Practicar el examen oral
En casa: bel een klasgenoot en stel vragen over volgend weekend met ir a + heel werkwoord.
Let op: je docent kan jullie ook inbellen om te checken!
En clase: ga met een klasgenoot vragen stellen over volgend weekend met ir a + heel werkwoord.
timer
4:00

Slide 31 - Slide

Weet jij nog de bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het Spaans? Schrijf ze....
en hun betekenissen...

Slide 32 - Mind map

Bepaalde lidwoorden
el   het/de
la   het/de
los   de
las de

Slide 33 - Slide

onbepaalde lidwoorden
un     een
una     een
unos    enige/enkele
unas         enige/enkele

Let op: je mag NOOIT UNO MET ZELFSTANDIG NAAMWOORD GEBRUIKEN! Dus geen uno chico, maar un chico!

Slide 34 - Slide

aanwijzende voornaamwoorden
Je hebt al gezien dat we in deze les este finde hebben gebruikt. Dit betekent dit weekend.
4 vormen
este dit/deze bij mannelijke woorden
esta dit/deze bij vrouwelijke woorden
estos deze bij meervoud mannelijke woorden
estas deze bij meervoud vrouwelijke woorden

Slide 35 - Slide

Zet het juiste aanwijzende voornaamwoord:
1. .....chica
2. .....profesor
3. .....estaciones
4. ......problemas
5. ....ciudad
6. ......ordenadores

Slide 36 - Open question

La evaluación:
1. Leg uit wat je begrijpt over ir a + heel werkwoord.
2. Wat vind je zelf dat je verder moet oefenen met je Spaans?
3. Hoe zal je mondeling ga denk je? Waarom?
timer
1:00

Slide 37 - Open question

La preparación para la siguiente clase
Herhaal:
aprender verbos irregulares (de teams, dus ook querer, poder, etc.)
aprender frases útiles ned-spa (de lessonup en tu cuaderno)
aprender hacer una cita esp-hol, hol-esp (de woorden quedar= afspreken en hacer una cita = een afspraak maken)
aprender vraagwoordjes/de klok hol-esp/esp-hol
aprender los días de la semana hol-esp/esp-hol
aprender el tiempo esp-hol/hol-esp en teams bestanden
aprender la rutina esp-hol/hol-esp
Nieuw: leer de vervoeging van ir a + heel werkwoord en de betekenis ervan
Leer de aanwijzende voornaamwoorden en de betekenis in het Spaans.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

De videoclip die je net zag is van de Spaanse inzending voor het Eurosong festival. Te gusta?
Welk werkwoord kwam er heel vaak in voor?

Slide 40 - Mind map

Concurso sobre España
doel: je algemene kennis vergroten over Spanje

Slide 41 - Slide

Weet je dat Spaans  in vele landen wordt gesproken ?

Slide 42 - Slide

Hoeveel personen in de wereld spreken Spaans, denk jij?
A
ongeveer 170 miljoen
B
meer dan 500 miljoen
C
meer dan 350 miljoen
D
minder dan 300 miljoen

Slide 43 - Quiz

Waar moet jij aan denken, als je aan Spanje denkt?
Sleep ze naar de kaart van Spanje toe

Slide 44 - Drag question

Weet jij wat de hoofdstad van Spanje is?
A
Barcelona
B
Valencia
C
Madrid
D
Santiago

Slide 45 - Quiz

Welke Spaanstalige beroemdheden ken je?
Sleep de naam naar de juiste foto
Penélope Cruz
Lionel Messi
Máxima
Shakira
Daddy Yankee y Fonzi
Rafa Nadal

Slide 46 - Drag question

Wat zijn de 4 officiële talen in Spanje?
A
Baskisch, Gallicisch, Castilliaans, Catalaans
B
Gallicisch, Valenciaans, Castilliaans, Catalaans.
C
Mallorcaans, Gallicisch, Castilliaans, Catalaans.
D
Andalucisch, Gallicisch, Castilliaans, Catalaans.

Slide 47 - Quiz

Wat is een siesta?
A
een feest.
B
een middagdutje.
C
een gerecht.
D
een drankje.

Slide 48 - Quiz

Welke tapa is niet Spaans?
A
calamares
B
patatas bravas
C
tortilla de patatas
D
taco

Slide 49 - Quiz

Welke sport is typisch Spaans?
A
tennis
B
wielrennen
C
stierenvechten
D
voetbal

Slide 50 - Quiz

timer
1:00
Wat zou jij nog meer willen weten over Spanje?

Slide 51 - Mind map