A. Het hart ligt in de thorax. Welke organen liggen nog meer in de thorax?
B. Maak een tekening van het hart
C. Beschrijf hoe het hart aan zuurstof komt.
D. Wat wordt bedoeld met de kleine en grote bloedsomloop (met de begrippen zuurstofrijk en zuurstofarm)
E. Beschrijf de relatie tussen de zuurstofvoorziening naar het hart en instabiele ap klachten.