V5 Unité 4 - les 10

Unité 4 - les 10
V5
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unité 4 - les 10
V5

Slide 1 - Slide

Le programme du 8 juin
1. Parler: le week-end
2. Herhalen: de passé composé
3..Herhalen: de werkwoorden
4. Maken: opdracht voor de klas
5. Quizlet Live: alles voor de toets




Slide 2 - Slide

Parler de ton week-end:​

- Qu'est-ce que tu as fait?​
- Qu'est-ce que  tu as aimé le plus?  Pourquoi?​
- Qu'est-ce que tu as aimé le moins? Pourquoi?
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Wat weet je nog over de passé composé?

Slide 4 - Mind map

le passé composé (vtt):
  • speelt zich af in de verleden tijd 
  • bestaat uit 2 werkwoorden: 
  • 1. hulpwerkwoord (avoir of être)
  • 2. voltooid deelwoord,     regels:
  • stam + é (bij ww eindigend op -er)
  • stam + u (bij ww eindigend op -re)
  • stam + i (bij ww eindigend op -ir)

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je avoir of être als hulpwerkwoord?

  • Gemakkelijke maar niet in alle gevallen opgaande regel:
  • gebruik hetzelfde hulpwerkwoord als wij in het Nederlands doen, vb:
  • ik heb gegeven =
  • j' ai donné
  • hij is binnengekomen =
  • il est entré

Slide 6 - Slide

WANNEER ETRE OF AVOIR?


Het Etre-Huis

Slide 7 - Slide

LET OP: Ik BEN geweest, maar toch is avoir het hulpwerkwoord + volt dlw is onregelmatig

J' ai été
Tu as été
Il, elle, on a été

nous avons été
vous avez été
Ils, elles ont été

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Choisis la traduction correcte:

Irène zegt:
Tijdens de vakantie ben ik naar Maastricht geweest.
A
Pendant les vacances, je suis allé à Maastricht.
B
Pendant les vacances, j'ai allé à Maastricht.
C
Pendant les vacances, je suis allée à Maastricht.
D
Pendant les vacances, j'ai allée à Maastricht.

Slide 10 - Quiz

P.C. met 'avoir'
P.C. met 'etre'
revenir
tomber
regarder
éviter
mettre
s'intéresser à
descendre

Slide 11 - Drag question

Vertaal in het Frans:

Ik heb de brief gestuurd (envoyer).

Slide 12 - Open question

Vertaal in het Frans:

Ik heb hem gestuurd (= de brief).

Slide 13 - Open question

Vertaal in het Frans:

Dat is de brief die ik gestuurd heb.

Slide 14 - Open question

Vertaal in het Frans:

Ik zie (=voir) mijn vrienden.

Slide 15 - Open question

Vertaal in het Frans:

Ik heb ze (de vrienden) uitgenodigd.

Slide 16 - Open question

Hij gaat zitten
A
il s'assieds
B
il s'assied
C
il s'asseyez
D
il s'asseyent

Slide 17 - Quiz

Zij (Karim+Antoine) zijn gaan zitten (s'asseoir)

Slide 18 - Open question

Wij hebben beloofd
A
nous promions
B
nous avons promit
C
nous avons promis
D
nous ayons promit

Slide 19 - Quiz

hij belooft (promettre)

Slide 20 - Open question

Zij genieten
A
ils régallent
B
ils régalions
C
ils régalent
D
ils régalaient

Slide 21 - Quiz

Jij hebt genoten (se régaler)

Slide 22 - Open question

wij sliepen
A
nous dormons
B
nous dormions
C
nous dormens
D
nous avons dormi

Slide 23 - Quiz

zij heeft geklaagd (se plaindre)

Slide 24 - Open question

ik zal rijden/sturen
A
je conduira
B
je conduirai
C
je conduiras
D
je conduirais

Slide 25 - Quiz

jij hebt gereden (conduire)

Slide 26 - Open question

De opdracht*
- Verzin een opdracht/spel/Gartic Phone/ Kahoot (min. 15 vragen+plaatjes+bonusvraag) voor de klas
- Maak de opdracht alleen of in een duo (evt. 3-tal)
- Voer de opdracht de volgende les (woensdag) uit
Het onderwerp (van alles minstens 1 vraag)
1. De woordjes van Unité 4
2. De passé composé met être
3. De werkwoorden (s'asseoir, dormir, envoyer, se plaindre + herhaling ww op ER, conduire, dire, mettre)




* deze opdrachten hoef je niet te doen als je thuis bent (deze ga je volgende week op school doen)

Slide 27 - Slide